4.1 De pruikentijd

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties


Par. 4.1 De Pruikentijd

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Pruiken en revoluties


Par. 4.1 De Pruikentijd

Slide 1 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • hoe het ging met de Nederlandse economie
  • welke sociale verhoudingen er waren in Frankrijk
  • welke nieuwe ideeën ontstonden

Slide 2 - Tekstslide

Nederland
  • Nederland was niet meer het rijkste land van Europa, zoals dit in de Gouden Eeuw het geval was

  • In de steden was het vaak armoedig, daarom bouwden rijke Amsterdammers dure huizen aan de rivieren

  • In Nederland was er geen koning, de adel had weinig macht en de geestelijkheid bestond niet in de protestante kerk

Slide 3 - Tekstslide

Pruiken voor de rijken
  • In de 18e eeuw was het in de mode om pruiken te dragen

  • Daarom wordt de 18e eeuw de pruikentijd genoemd

  • Met een pruik konden mannen laten zien hoe rijk of belangrijk ze waren

Slide 4 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De mensen waren verdeeld in drie standen:
1. Geestelijkheid
2. Adel
3. Boeren en burgers
Spotprent
De derde stand draagt de lasten van de geestelijkheid en de adel. De derde betaalt belasting, terwijl de eerste en tweede stand dit niet hoeven doen.

Slide 5 - Tekstslide

De standenmaatschappij
De bevolking was verdeeld in standen (met name in Frankrijk)
Eerste stand
Geestelijkheid
Tweede stand
Adel
Derde stand
De rest (handelaren, boeren, arbeiders)

Slide 6 - Tekstslide

De standenmaatschappij
De standenmaatschappij was oneerlijk. Eerste twee standen hadden privileges (voorrechten)

Slide 7 - Tekstslide

De standenmaatschappij
De standenmaatschappij was oneerlijk. Eerste twee standen hadden privileges (voorrechten)

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke stand horen wij?
A
Geestelijken
B
Edelen
C
Burgers

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke stand hoort koning Willem-Alexander?
A
De geestelijken
B
De edelen
C
De burgers

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Standenmaatschappij
De derde stand doet het zware werk, betalen alle belastingen en hebben geen rechten.

De eerste en tweede stand hadden privileges (voorrechten, dingen die zij wel mochten doen en anderen niet).

Slide 12 - Tekstslide

De derde stand
Bijna de hele bevolking hoorde bij de derde stand
  • Rijke boeren
  • Handelaren
  • Kleine boeren
  • Ondernemers
  • Artsen
  • Ambachtslieden
  • Arbeiders
  • Bankiers
  • Zwervers

Slide 13 - Tekstslide

Zet bovenstaande titels met de juiste gezichten bij de juiste stand.
De eerste stand
De tweede stand
De derde stand
Boeren
Adel
Geestelijken

Slide 14 - Sleepvraag

Verlichting
In de 18de eeuw gingen mensen nadenken......(het lichtje ging aan)
- wie heeft de macht en waarom?
- bestaat god wel?
- hoe gaan we met elkaar om?

Wetenschap bloeide en deed veel ontdekkingen


Slide 15 - Tekstslide

Kritiek op de standenmaatschappij
Volgens verlichte denkers waren alle mensen van nature gelijk
Daarom moesten er mensenrechten komen
En een rechtstaat
Rechten die voor alle mensen golden, zoals vrijheid van godsdienst en meningsuiting
Staat waarin iedereen zich aan de wet moet houden

Slide 16 - Tekstslide

Waren de verlichters hier voor of tegen?
Verlichters zijn voor
Verlichters zijn tegen
Vrijheid van meningsuiting
Gelijke rechten voor iedereen
Vrijheid van godssdienst
Ongelijkheid

Slide 17 - Sleepvraag

Problemen voor Frankrijk in de jaren 1780
  • Geldtekort door oorlogvoering;
  • Honger door misoogsten;
  • Grote armoede voor het volk;
  • Weinig inspraak voor de bourgeoisie

Slide 18 - Tekstslide

Democratie

  • 'De macht van het volk'


___________________________________

Een grondwet met grondrechten 
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van meningsuiting

    Slide 19 - Tekstslide

    Demos=volk
    Kratein = heersen/ beslissen

    Democratie = Het volk beslist       

    Slide 20 - Tekstslide

    Wat werd er anders?

    Slide 21 - Tekstslide

    Wat wilden de 'verlichte' denkers
    • Geloof, standen en absolute macht moesten weg!
    • Gebruik van verstand, vrijheid en gelijkheid voor iedereen

    ......dit zorgde voor veel onrust bij alle groepen van de samenleving  

    Slide 22 - Tekstslide

    Slide 23 - Tekstslide

    Grondwet
    Klassieke grondrechten
    Gelijkheidsrecht
    Vrijheidsrechten
    Politieke rechten

    Sociale grondrechten

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Video

    Welke standen waren er in Frankrijk, en wat was de volgorde?

    Slide 26 - Open vraag

    In Frankrijk kan iemand heel rijk zijn, maar toch niets te vertellen hebben. Hoe kan dat?

    Slide 27 - Open vraag

    Waarom had Nederland geen standenmaatschappij?

    Slide 28 - Open vraag

    Wat is de beste omschrijving van 'De Verlichting'?
    A
    Er ging bij mensen een lichtje branden
    B
    Mensen begonnen weer zelf na te denken
    C
    De TL- verlichting werd uitgevonden
    D
    Huh? Wat is de Verlichting?

    Slide 29 - Quizvraag

    Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

    Slide 30 - Open vraag

    Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

    Slide 31 - Open vraag

    Beeldmerk
    De voorgrond toont de guillotine, het symbool van de Franse Revolutie. De achtergrond toont rijke burgers, leden van een wetenschappelijk genootschap, die naar een natuurkundig experiment kijken: de werking van een elektriseermachine. De witte pruiken waren in de 18e eeuw in de mode bij rijke burgers.
    Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen . (Verlichting)
    • §4.1 De pruikentijd
    De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over – grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap  
    (democratische revoluties)
    • §4.2 Revolutie in Amerika
    • §4.3 Revolutie in Frankrijk
    • §4.4 Revolutie in Nederland
    Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op –eigentijdse verlichte wijze vorm te geven  
    (verlicht absolutisme)
    • §4.1 De pruikentijd
    Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de – daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme (slavenhandel)
    • §2.5 Kolonialisme en slavernij
    • §2.6 Afrika en de slavenhandel
    • §4.1 De pruikentijd
    • §4.6 De afschaffing van de slavernij

    Slide 32 - Tekstslide