2024-09-03 Examentraining Schrijven (B1) OWR

Examinering Onderwijsroute B1
Programma:
- Examens Onderwijsroute B1
- Examentraining Schrijven B1
- Oefenen met zinnen aanvullen/afmaken
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examinering Onderwijsroute B1
Programma:
- Examens Onderwijsroute B1
- Examentraining Schrijven B1
- Oefenen met zinnen aanvullen/afmaken

Slide 1 - Tekstslide

Examens Onderwijsroute B1
Nederlands:
- Lezen B1
- Luisteren B1
- Schrijven B1
- Spreken B1
KNM
Deze examens maak je bij DUO in Zwolle.
Aanmelden via de website.
Overleggen met je docent.

Slide 2 - Tekstslide

Examens Onderwijsroute B1
Engels (niveau afhankelijk van mbo-opleiding)
- Lezen, Luisteren, Schrijven, spreken 
Rekenen (niveau afhankelijk van mbo-opleiding)
- Domeinen
Digitale vaardigheden
VOB
Leervaardigheden
Deze examens maak je bij FIRDA.
Overleggen met je docent.

Slide 3 - Tekstslide

Examens Onderwijsroute B1
Alle resultaten van de examens moeten voldoende zijn om een diploma Onderwijsroute te krijgen!

          De certificaten/diploma's van DUO (Nederlands en KNM) stuur je naar de docent.

Slide 4 - Tekstslide

Staatsexamen Schrijven Programma I
Doelen workshop:

- Ik kan vertellen hoe het Staatsexamen Schrijven Programma I eruitziet.
- Ik kan zinnen adequaat en grammaticaal correct aanvullen.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbereiden
Opdracht: Bespreek in duo's: Hoe lang duurt het examen Schrijven Programma I? Welke opdrachten moet je doen? Mag je wel of geen woordenboek gebruiken? Wat vind jij nog moeilijk bij schrijven?

Antwoorden:
  • 100 minuten
  • 8-10 zinnen schrijven
  • 2 korte teksten aanvullen
  • 2 korte teksten schrijven
  • Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal
  •  Je maakt het examen op de computer


timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide




Bij het aanvullen van zinnen word je beoordeeld op:
Inhoud: 1 punt
Grammatica: 1 punt

Slide 7 - Tekstslide

Zinnen schrijven
Inhoud
De zin moet inhoudelijk adequaat zijn. Jouw uitwerking moet passen bij de opgave.
De lezer moet begrijpen wat je schrijft.
Je moet volledig zijn.

Grammatica
Woordvolgorde (hoofdzin, bijzin, hoofdzin met inversie). 
Werkwoorden (tijd/persoon).
Lidwoorden.
Voorzetsels.
Er.

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven een verband/relatie aan tussen zinnen en alinea's in een tekst.

  • Inhoud: welk verband bestaat er in de zin (wat moet je inhoudelijk schrijven).
  • Grammatica: welke zinsvolgorde moet je schrijven

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden hoofdzin - hoofdzin

WEMOD
Want
En
Maar
Of 
Dus

Slide 10 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Signaalwoorden hoofdzin - bijzin
                                bijzin - hoofdzin met inversie
Alle andere signaalwoorden
Bijvoorbeeld:
Als                 Tenzij
Toen              Terwijl
Hoewel          Ondankt
Daarom         Omdat
Nadat            Voordat

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden: tekstverbanden
reden/oorzaak
want, omdat, daarom
tijd
toen, terwijl, nadat, voordat, tot sinds, zodra
volgorde
eerst daarna, vervolgens, als laatste
tegenstelling
maar, hoewel, ondanks
voorwaarde
als, indien
opsomming
ten eerste, ten tweede, ten slotte, en, ook, bovendien
conclusie
dus
Signaalwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Oefening 1: Bijzin of hoofdzin met inversie?
Opdracht: Bespreek in duo's:

- Zie je een hoofdzin of is het een bijzin? Hoe zie je dat? 
- Wat voor zin moet jij schrijven? Een hoofdzin, een hoofdzin met inversie of een bijzin? 

  1. Ik heb vannacht niet zo goed geslapen, dus ___
  2. De les gaat morgen niet door, als ___
  3. Ik heb volgende week examen schrijven. Ik hoop dat ___
  4. Er is een storing bij Arriva. Daardoor ___
  5. Hoewel gisteren de zon scheen, ___
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 2: Zinnen beoordelen
Opdracht: Bespreek in duo's hoeveel punten de cursist volgens jullie krijgt voor deze zinnen: 0, 1 of 2 punten? 

1. Ik heb vannacht niet zo goed geslapen, dus kan ik me niet goed concentreren.
2. De les gaat morgen niet door, als ik ga fietsen.
3. Ik heb volgende week examen schrijven. Ik hoop dat ik het examen halen.
4. Er is een storing bij Arriva. Daardoor de trein niet gaat.
5. Hoewel gisteren de zon scheen, gaan we niet zwemmen.

Klaar? Verbeter dan samen de zinnen die nog niet goed zijn. 

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Oefening 2: antwoorden


1. Ik heb vannacht niet zo goed geslapen, dus kan ik me niet goed concentreren.                   2 punten

2. De les gaat morgen niet door, als ik ga fietsen.                                                                      0 punten

3. Ik heb volgende week examen schrijven. Ik hoop dat ik het examen halen.                          1 punt

4. Er is een storing bij Arriva. Daardoor de trein niet gaat.                                                         1 punt

5. Hoewel gisteren de zon scheen, gaan we niet zwemmen.                                                     1 punt


Slide 15 - Tekstslide


Pauze

Slide 16 - Tekstslide

Oefening 3: Zinnen aanvullen
Opdracht: Vul bij oefening 1 t/m 8 de zinnen aan.

Let op de functie van het voegwoord of signaalwoord in de zin.
Let ook op de woordvolgorde in de hoofdzin of bijzin. 

Klaar? Werk dan in je boek.
timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide

Bespreken
Opdracht: Bespreek samen jullie zinnen. Hoeveel punten geef je aan jouw medecursist? 0, 1 of 2 punten? Waarom? 

Je mag nog dingen veranderen. Lever de opdracht straks in bij de docent.



timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide


Zin 1: 

Slide 19 - Open vraag


Zin 2: 

Slide 20 - Open vraag


Zin 3: 

Slide 21 - Open vraag


Zin 4: 

Slide 22 - Open vraag


Zin 5: 

Slide 23 - Open vraag


Zin 6: 

Slide 24 - Open vraag


Zin 7: 

Slide 25 - Open vraag


Zin 8: 

Slide 26 - Open vraag

Ik vind Schrijven op B1:
makkelijk / niet moeilijk
niet moeilijk, maar ook niet makkelijk
een beetje moeilijk
erg moeilijk

Slide 27 - Poll