groep 4 zelfstandig nw en lidwoord

Taal

Wat ga je leren:
Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
                                 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal

Wat ga je leren:
Herkennen van het lidwoord en het zelfstandignaamwoord
                                 

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding. Je kunt er een lidwoord voor zetten.
Het lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord. Het staat voor het zelfstandig naamwoord.
De lidwoorden zijn: de, het, een. 


Slide 2 - Tekstslide

Wat is een lidwoord?

Slide 3 - Open vraag

Voorbeelden 
Zelfstandig naamwoord: 
1. Is het een mens, dier of ding? 
2. Kan ik er een lidwoord voor zetten? 

-meester - de meester
-hond - een hond
-buren - de buren

Slide 4 - Tekstslide


De hotelgast zit op zijn kamer.

Slide 5 - Open vraag

zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Woordweb

Wat zijn de lidwoorden?
De man rent in het hotel.

Slide 7 - Open vraag


Twee duiven op het pad

A
twee
B
duiven
C
het
D
pad

Slide 8 - Quizvraag


De dierenwinkel is gesloten
A
De
B
dierenwinkel
C
is
D
gesloten

Slide 9 - Quizvraag


De vrouw eet een pinda.
A
vrouw
B
vrouw, pinda
C
pinda
D
de, een

Slide 10 - Quizvraag


De vrouw eet een pinda.
A
een
B
de
C
eet
D
de, een

Slide 11 - Quizvraag

Ik weet wat een zelfstandig naamwoord is.
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 12 - Quizvraag