Nederlands les 3

Welkom bij Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Wanneer is de beknopte bijzin goed?
Wanneer mag je wel/niet delen van een zin samentrekken?
Wanneer gebruik je - ?
Wanneer meew.vwp./lijd.vwp?
Wanneer hen/hun?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Het koppelteken?
Wanneer plaats je er een?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je
het lijdend voorwerp?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

lijdend voorwerp (LV)
wie of wat + pv + ow + de rest van het gezegde 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je het
meewerkend voorwerp?

Slide 7 - Woordweb

aan wie of voor wie + pv  + ow
Meewerkend voorwerp (MV)
Aan wie of voor wie + pv + ow  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Op grond van wat bepaal je
of een samentrekking goed of
fout is? Noem drie zaken.

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

1-  Dezelfde gramaticale vorm enkelvoud of meervoud 
 
fout: Er wordt een drempel aangelegd en huizen gebouwd.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

2- Dezelfde betekenis 

Fout: Ik laat de hond uit en mijn telefoon vallen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden
3-  Dezelfde gramaticale betekenis (LV of MV) 
Fout: 
Zij heeft haar vriendin opgebeld en gezegd dat ze niet komt.

1e zin:           haar vriendin =  (LV)       
weggelaten in 2e zin:          ze heeft haar vriendin (MV)                                    

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correcte of foutieve samentrekking? Leg uit waarom!

De klantmanager bood mij wat te drinken en zijn excuses aan.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de beknopte bijzin goed of fout? Licht kort toe

Naar de rechtswinkel lopend begon het hard te regenen.

Slide 14 - Open vraag

Foute beknopte bijzin. Het onderwerp in de hoofdzin is het en dat is niet de persoon in de bijzin.
Je zou ervan kunnen maken:
- Terwijl ik naar de rechtswinkel liep, begon het hard te regenen.
- Naar de rechtswinkel lopend merkte ik dat het hard begon te regenen.
Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
in voor- en tegenspoed
B
bestuurs- en strafrecht
C
in voorspoed en tegen-
D
straf- en bestuursrecht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het zinsdeel: een hand

De medewerker van het juridisch loket geeft de cliënt een hand.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het zinsdeel: een gigantische caseload

De medewerkers van het UWV hebben een gigantische caseload op dit moment.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het zinsdeel: aan wie

Aan wie heb je de informatie over de zaal verteld?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben gisteren met ...... meegefietst en heb ....... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 19 - Quizvraag

met = voorzetsel dus hen 
hen is hier het LV

De getuigen zitten naast elkaar op de bank.
Ik zie ......
A
hen
B
hun

Slide 20 - Quizvraag

Lijdend voorwerp = hen
Ik geef ........... de opdracht de zaak uit te zoeken.
A
hen
B
hun

Slide 21 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp zonder ‘aan’ = hun.
Lijdend voorwerp = De opdracht.
Geef je de papieren aan.........
A
hen
B
hun

Slide 22 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp na voorzetsel ‘aan’ = hen.Lijdend voorwerp = de papieren.
De door .......... gecheckte gegevens worden doorgegeven.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quizvraag

Na een voorzetsel ‘door’= hen.
Ik heb ......... alles duidelijk verteld.
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quizvraag

Lijdend voorwerp = Alles
Meewerkend voorwerp zonder ‘aan’ = hun
Maak nu een zin met een foutieve samentrekking met de constructie:
'op hebben'

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TEST JEZELF!
https://www.taalvoutjes.nl/quizzen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat ga ik nog oefenen voor de toets?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt!!
Bereid de volgende les goed voor!
Tot volgende week

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies