Nederlands les 3 - wk 4

Welkom bij Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Wanneer gebruik je een liggend streepje (-) ?
Wanneer meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp?
Wanneer mag je wel/niet delen van een zin samentrekken?Wanneer hen/hun?
Wanneer is de beknopte bijzin goed?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Streepje (-)
Vervangingsteken: als je een deel van een woord weglaat. 
Vb. maandag- en dinsdagavond
Koppelteken: klinkerbotsing
Vb. auto-ongeluk / milieu-inspectie
samenstellingen
Vb. Zuid-Hollandse linie / glas-in-loodraam / ex-collega / A3-papier / #-teken / tv-gids / lay-out

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?

Make-up
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?


A
83-jarige
B
83 jarige

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Stageuren
B
Stage-uren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
in voor- en tegenspoed
B
kleine - en grote mensen
C
in voorspoed en tegen-
D
straf- en bestuursrecht

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je
het lijdend voorwerp?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Hoe vind je het
meewerkend voorwerp?

Slide 9 - Woordweb

aan wie of voor wie + pv  + ow
Op een rijtje....
PV: tijdsproef doen
OW: wie/wat + gezegde
LV: wie/wat + gezegde + OW
MV: aan/voor wie + gezegde + OW = LV

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening
Is het woord een 
persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De medewerker van het juridisch loket geeft de cliënt een hand.

een hand?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan wie heb je de informatie over de zaak verteld?

Aan wie?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De medewerkers van het UWV hebben een gigantische caseload op dit moment.

een gigantische caseload?
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:30
Op grond waarvan bepaal je
of een samentrekking goed of
fout is? Noem drie zaken.

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

1-  Dezelfde grammaticale vorm (enkelvoud of meervoud).
 
fout: Er wordt een drempel aangelegd en huizen gebouwd.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden

2- Dezelfde betekenis 

Fout: Ik laat de hond uit en mijn telefoon vallen. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenvoegen (woorden weglaten) alleen bij 3 voorwaarden
3-  Dezelfde grammaticale functie (LV of MV) 
Fout: 
Zij heeft haar vriendin opgebeld en gezegd dat ze niet komt.

1e zin:           haar vriendin =  (LV)       
weggelaten in 2e zin:          (ze heeft) haar vriendin (MV)                                    

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Die film is erg goed en mag je niet missen.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verdachte had de rechter eerst uitgescholden en daarna zijn excuses aangeboden.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je hen/hun?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De getuigen zitten naast elkaar op de bank.
Ik zie ......
A
hen
B
hun

Slide 22 - Quizvraag

Lijdend voorwerp = hen
Ik geef ........... de opdracht de zaak uit te zoeken.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp zonder ‘aan’ = hun.
Lijdend voorwerp = De opdracht.
Geef je de papieren aan.........
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp na voorzetsel ‘aan’ = hen.Lijdend voorwerp = de papieren.
Hoe herkennen we een beknopte bijzin?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Dansend van plezier kwam het meisje de kamer binnen.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na op 3 januari te zijn overleden brachten we opa naar zijn laatste rustplaats.
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na uren te hebben gewacht gingen de hekken eindelijk open.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel een vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie
Wat heb ik geleerd in deze les?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt!!
Bereid de volgende les goed voor!
Tot volgende week

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies