3. Voorwerpen vergelijken

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Voorstellen in het Spaans

Hoy en la clase de español

• SIELE
• La evaluación 
• Comparar objetos
• Describir objetos
• Los deberes 

Voorstellen in het Spaans

SIELE

• Officieel erkend certificaat Spaans OF certificaat van school
• Oefenen met de vaardigheden
• Flexles
• Behaalde aantal punten bepaalt je niveau 
• Geen huiswerk, geen toetsen.

La evaluación

      Vrijdag 7 oktober

grammatica en woordenschat

                   1.1 t/m 1.4

bewaren

la temporada

een cadeau

passen

viejo

nodig hebben

een doos

Comparar objetos 

Vergelijkingen

• Vergrotende trap
• Verkleinende trap
• Stellende trap

Gaat het over een bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, zelfstandig naamwoord of werkwoord?

Vergelijking met een bijvoeglijk naamwoord / bijwoord

 Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een zelfstandig naamwoord. (Zij is een aardig meisje)

Bijwoord: geeft meer informatie over een ander woord (zij is heel aardig)

vergelijking met een zelfstandig naamwoord

Je past de stellende trap aan het zelfstandig naamwoord aan. 

tanto dinero como...

tantas bicicletas como...

(een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de/het/een voor kan zetten)

Vergelijkingen met een werkwoord

Wanneer je een vergelijking doet met een werkwoord 

met de stellende trap dan gebruik je altijd tanto como. 

Uitzonderingen 

Resumen 

1. Kijk goed wat voor vergelijking je maakt (vergrotend, verkleinend, stellend)

2. Leer de bijbehorende Spaanse woorden.

3. Let op wanneer je de stellende trap gebruikt: 

           een bijvoeglijk naamwoord                                    tan ... como

           een zelfstandig naamwoord                                  tanto/a/os/as ... como 

           een werkwoord                                                             tanto como 

samenvatting

Maak een samenvatting

 in je schrift!

Haz el ejercicio 1.5 en tu cuaderno

Las respuestas 1.5

1. La maleta gris es más pequeña que la maleta negra.  (bijvoeglijk naamwoord)

2. La maleta blanca cuesta tanto como la maleta gris. (werkwoord)

3. La maleta gris cuesta menos que la maleta negra. (werkwoord)

4. La maleta blanca no es más grande que la gris. (bijvoeglijk naamwoord)

5. La maleta negra es la más grande de todas. (bijvoeglijk naamwoord > zie onregelmatige vormen pagina 14)

1. México D.F. tiene tantos habitantes como Quito. (zelfstandig naamwoord)

2. Los españoles beben menos cerveza que alemanes. (werkwoord)

3. En España no se usa  tanto la bicicleta como en Holanda.  (werkwoord)

4. Los Alpes no son más altos que los Andes. (bijvoeglijk naamwoord)

5. Uruguay no tiene tantos habitantes como Estados Unidos. (zelfstandig naamwoord)

6. Alemania produce menos vino que Francia. (zelfstandig naamwoord)

LA: página 17

Vergelijk de onderstaande voorwerpen met elkaar door gebruik te maken van de structuren uit het schema.

Noteer de antwoorden in je schrift.

Het aanwijzend voornaamwoord

LA: página dieciocho 

Las respuestas

Las respuestas

groot

hard

zacht

rechthoekig

klein

rond

vierkant

rectangular

grande

blando

redondo

pequeño

cuadrado

duro

duro

redondo

cuadrado

blando

pequeño

rectangular

grande

grande

duro

blando

rectangular

pequeño

redondo

cuadrado

zacht

vierkant

klein

rond

rechthoekig

hard

groot

madera

papel

plástico

cristal

cuero

metal

papel

metal

cristal

cuero

madera

plástico

papier

glas

leer

hout

plastic

metaal

groot

hard

zacht

rechthoekig

klein

rond

vierkant

hout

leer

metaal

plastic

papier

glas

Los deberes

Herhalen: vocabulario 1.1 + 1.2

viernes, el 30 de septiembre, la quinta hora

quizlet.com