4.3

4.3
Meiose herhaling
Hormonen
Man: FSH, LH, Testosteron (Oxytocine)
Vrouw: FSH, LH, Oestrogeen, Progesteron, HCG, Oxytocine 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.3
Meiose herhaling
Hormonen
Man: FSH, LH, Testosteron (Oxytocine)
Vrouw: FSH, LH, Oestrogeen, Progesteron, HCG, Oxytocine 

Slide 1 - Tekstslide

Meiose

Slide 2 - Tekstslide

Wat ontstaat bij meiose?
A
Er ontstaan lichaamscellen
B
Er ontstaan eicellen en zaadcellen
C
Er ontstaat pindakaas
D
Er ontstaan geslachtscellen

Slide 3 - Quizvraag


Wat is het resultaat van een volledige meiose deling (dus meiose 1 en 2) van een cel?
A
2 diploïde geslachtscellen
B
2 haploïde geslachtscellen
C
4 diploïde geslachtscellen
D
4 haploïde geslachtscellen

Slide 4 - Quizvraag

Meiose of mitose?
A
meiose
B
mitose
C
beide kan

Slide 5 - Quizvraag

Juist 
Onjuist
Eicellen
Compleet gevormd vanaf de geboorte

Productie in baarmoeder

Eisprong vanaf de puberteit

Is diploïde

Leeft na eisprong max. 24 uur

Per +/- 28 dagen 1 eisprong

Tot eisprong zit eicel in een blaasje: follikel

Slide 6 - Sleepvraag

BINAS! 
76 B1 Mitose
76 B2 Meiose

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit waarom mitose het meest lijkt op meiose II. Gebruik het woord: 'chromatiden'

Slide 8 - Open vraag

Na meiose I zijn de 2 gevormde cellen haploïde. Waarom zeggen we dat ze haploïde zijn?
A
omdat de hoeveelheid DNA gehalveerd is t.o.v. een normale lichaamscel
B
omdat het aantal chromosomen gehalveerd is t.o.v. een normale lichaamscel
C
omdat het aantal chromosomen hetzelfde is als in een normale lichaamscel
D
omdat de hoeveelheid DNA hetzelfde is als in een normale lichaamscel.

Slide 9 - Quizvraag

een lichaamscel heeft ... chromosomen; een geslachtscel heeft ... chromosomen
A
lichaamscel: n geslachtscel: 2n
B
lichaamscel: 2n geslachtscel: n
C
lichaamscel: 2n geslachtscel: 2n
D
lichaamscel: n geslachtscel: n

Slide 10 - Quizvraag

n = aantal verschillende soorten chromosomen in een cel (geslachtscellen zijn n)
2n = de chromosomen komen in paren voor (alles behalve spermacellen en eicellen)

Slide 11 - Tekstslide

Hormonen
  • Werken alleen op doelwitorganen
  • Deze hebben de juiste receptoren voor een hormoon
  • Andere organen hebben niet de juiste receptoren om aan te binden

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat heeft testosteron voor effect op de aanmaak van de hypofyse hormonen FSH en LH?
A
Het remt de aanmaak
B
Het stimuleert de aanmaak

Slide 15 - Quizvraag

Negatieve terugkoppeling
 
(Remmend effect)
MAN

Slide 16 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling

Slide 17 - Tekstslide

Negatieve terugkoppeling
De meeste hormonen werken met een negatieve terugkoppeling.
Ze remmen hun eigen aanmaak waardoor een effect niet steeds sterker wordt.

Slide 18 - Tekstslide

En nu... de vrouw
Die is wat ingewikkelder. 
Teken zelf mee met de uitleg. 
Neem alvast een beginnetje van dit schema over:
  • Hypofyse
  • FSH en LH
  • Rijpende follikel en geel lichaam

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

En nu... de vrouw
Teken erbij:
  • Oestrogeen
  • Progesteron

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

En nu... de vrouw
Teken erbij:
  • Baarmoederslijmvlies
  • De pijlen
  • De plusjes en minnetjes

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Vraagje
Kijk eens goed naar progesteron.
Wat doet dat met...
  1. het baarmoederslijmvlies
  2. de aanmaak van FSH
  3. de aanmaak van LH
  4. het gele lichaam (indirect)
  5. de aanmaak van progesteron (indirect)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Positieve en negatieve terugkoppeling
+
+
+

Slide 27 - Tekstslide

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Hypofyse hormoon stimuleert de follikels om te groeien
Follikels produceren oestrogenen
Het baarmoederslijmvlies groeit
De ovulatie vindt plaats. de eicel sterft na 12  tot 24 uur
Het follikel is nu het gele lichaam --> productie oestrogenen
Het baarmoederslijmvlies groeit weer
Geen bevruchting. Het gele lichaam sterft af
Het baarmoeder slijmvlies breekt af

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

Welk hormoon stimuleert de rijping van eicellen? En welk hormoon stimuleert de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw?
A
- FSH - Testosteron
B
- FSH - Oestradiol
C
- LH - Testosteron
D
- LH - Oestradiol

Slide 30 - Quizvraag

Hormonen die direct effect hebben op het baarmoederslijmvlies zijn:
A
Alleen progesteron
B
Alleen progesteron en oestradiol
C
Alleen FSH en LH
D
Progesteron, oestradiol, FSH en LH

Slide 31 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt in de pil voor het voorkómen van de rijping van een eicel?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Oxytocine tijdens de bevalling

Slide 34 - Tekstslide

Oxytocine tijdens
de borstvoeding

Slide 35 - Tekstslide

Wat doet het hormoon oxytocine?
A
laat de baarmoeder samentrekken
B
maakt de moeder slaperig
C
zorgt voor het toeschietreflex
D
alledrie zijn waar

Slide 36 - Quizvraag