English idioms

Today's lesson 
Learning about idioms
 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
English idiomsMBOMiddelbare schoolLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Today's lesson 
Learning about idioms
 

Slide 1 - Tekstslide

Do you know what an idiom is or have you heard of idioms before? If yes, type one idiom either in Dutch or in English.

Slide 2 - Open vraag

It's a figure of speech!


  • Idiomen zijn uitdrukkingen die een figuurlijke betekenis hebben. Idiomen betekenen niet precies wat de woorden zeggen, maar hebben verborgen betekenissen.  

  • Idiomen kunnen over verschillende thema's gaan, zoals het weer, emoties, dieren enzovoort. 

  • Idiomen worden anders gebruikt in de hele wereld. Een uitdrukking wat in het Nederlands gebruikt wordt, hoeft niet letterlijk dezelfde vertaling in het Engels te hebben en andersom. Denk aan "Nu komt de aap uit de mouw". Dat wordt dan letterlijk "Now comes the monkey out of the sleeve :S.  

Slide 3 - Tekstslide

Some examples of idioms 

Slide 4 - Tekstslide

Let's practice
Je krijgt zo 4 uitdrukkingen in een zin te zien. Kijk goed naar de zin en kies de juiste betekenis wat bij dat idioom hoort. 

Slide 5 - Tekstslide

It was raining cats and dogs outside, so I wore my rain boots and packed an umbrella.
A
Het regende amper.
B
Het regende heel erg.
C
Honden en katten vielen letterlijk uit de hemel.
D
Geen van alle.

Slide 6 - Quizvraag

I was feeling under the weather when I woke up with a stuffy nose and cough.
A
Ik voelde me goed.
B
Ik zat onder een wolk.
C
Ik voelde me ziekjes.
D
Geen van alle.

Slide 7 - Quizvraag

I think we have done enough work today, I am feeling tired now, let’s call it a day.
A
Stoppen met werken.
B
Doorgaan met werken.
C
De dag doornemen.
D
Geen van alle.

Slide 8 - Quizvraag

Jim and Jane had over 200 guests at their wedding when they tied the knot.
A
Touwen aan elkaar vastknopen.
B
Schoenveters knopen.
C
Met elkaar trouwen.
D
Geen van alle.

Slide 9 - Quizvraag

The apple doesn’t fall far from the tree.
Time flies.
To let sleeping dogs lie.
There’s no smoke without a fire.
Taste of your own medicine.
De appel valt niet ver van de boom.
De tijd vliegt.
Geen slapende honden wakker maken.
Waar rook is, is vuur.
Koekje van eigen deeg.

Slide 10 - Sleepvraag

Look carefully at the picture 
Which idioms can you find? 

HINT: There are 27! 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Woordweb

4

Slide 14 - Woordweb

6

Slide 15 - Woordweb

4

Slide 16 - Woordweb

- In a nutshell (in het kort/samengevat)
- Piece of cake (fluitje van een cent/een eitje)
- Cherry on the cake (kers op de roomtaart)
- Bald as a coot (kaal als een meerkoet/helemaal kaal)
- A screw loose (een steekje/schroefje los)
- Stiff upper lip (je emoties niet tonen) 
- Born with a silver spoon in your mouth (geboren in een rijk gezin)
- Ear worm (melodie van een liedje wat in je hoofd blijft hangen) 
- Keep your cards close to your chest (Je plannen voor je houden)
- Joker in the pack (iemand die onvoorspelbaar is of onvoorspelbare dingen kan doen) 
- Ace up your sleeve (een geheim plan of idee)
- Heart on your sleeve (je emoties openlijk tonen) 
- On a silver platter (iets krijgen waarvoor je niet veel voor hebt gedaan of niet voor hebt gewerkt) 
- Spill the beans (alles vertellen)

 
- Big cheese (iemand die de meeste macht heeft)
- Red Herring (iemand of iets wat jouw aandacht van het hoofdonderwerp afleidt) 
- To tie the knot (trouwen) 
- Put all your eggs in one basket (niet op 1 paard wedden) 
- Walking on egg shells (niemand willen beledigen of iets fout doen) 
- Shadow of your former self (iemand die niet zo sterk of nuttig is als voorheen was) 
- No room to swing a cat (weinig ruimte)
- The cat's got your tongue (sprakeloos zijn of niets zeggen)
- Kick the bucket (doodgaan) 
- Pull your socks up (je werk of gedrag verbeteren) 
- Cold feet (bang of onzeker zijn over iets wat je wil gaan ondernemen) 
- From rags to riches (iemand die van heel weinig geld naar heel veel geld gaat) 
- Time flies  (tijd gaat heel snel) 

Slide 17 - Tekstslide