2- Hoofdstuk 1 - Groen ontwerpen, aanleggen en onderhouden - Les 5t/m7

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Vergroening stedelijke omgevingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les 5 - De juiste plek voor iedere plant
Inleiding 

Een tuin krijgt sfeer als de planten zijn aangeplant. Het beplantingsplan vertelt waar de planten precies komen. Het maken van een beplantingsplan vraagt veel plantenkennis. Je moet weten welke planten waar thuishoren. Of ze in de zon moeten of juist in de schaduw. Ook de grondsoort kan bepalen welke plant je kiest. En natuurlijk is de smaak van de klant uiteindelijk bepalend voor welke planten en kleur bloemen er komen. 
 



Slide 2 - Tekstslide

Wat staat er in een beplantingsplan


Om bijvoorbeeld een langbloeiende tuin te krijgen, of juist een wintergroene tuin, moet je je plantenkennis inzetten bij het maken van het beplantingsplan. Je moet bijvoorbeeld weten welke vorm het blad heeft, welke kleur de bloem heeft en wanneer de plant bloeit. Je moet weten wat het eindbeeld is van elke plant: hoe ziet hij eruit als hij is uitgegroeid en hoe lang duurt dat. Ook moet je weten welke verzorging de plant nodig heeft: moet hij in de zon of schaduw staan, heeft hij veel of weinig water of mest nodig, in welke grondsoort groeit de plant het best. 
In een beplantingsplan staat precies welke planten in welk vak komen. Het is een tekening op schaal met beplantingsvakken. De bomen staan in de tekening als cirkels, ook op schaal. Ieder vak heeft een nummer. Er hoort een beplantingslijst bij. Daarin staat hoeveel planten je van iedere soort nodig hebt. 
   

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende soorten planten


Planten kun je grofweg indelen in houtachtige en kruidachtige soorten. Als een houtachtige plant vanaf de bodem vertakt is, noemen we het een heester of struik. Als een houtachtige eerst een stam heeft met daarop een kroon, noemen we het een boom. Kruidachtige bestaan uit eenjarige, tweejarige en meerjarige planten die in de winter afsterven. In het voorjaar lopen de tweejarigen en de vaste planten opnieuw uit. De meeste tweejarige en vaste planten overwinteren ondergronds. Tot slot zijn er knollen en bollen. Ook bij deze soorten sterft het groen in de winter af en begint de groeicyclus in het voorjaar opnieuw.
Iedere plant moet op zijn eigen manier geplant worden. Ga je vaste planten zetten, dan is dat heel ander werk dan het planten van een boom. Daar heb je dus andere gereedschappen bij nodig. Die staan op je hulpmiddelenlijst. Zorg ervoor dat je na afloop alle gebruikte gereedschappen verzamelt, schoonmaakt en netjes opruimt. 
  

Slide 5 - Tekstslide

Plantverbanden

Voordat je planten gaat zaaien, planten of poten, moet je bedenken in welk plantverband je ze in het vak wilt hebben. Daarmee zorg je voor een mooie verdeling over het vak, en krijgen de planten genoeg ruimte om te groeien. Er zijn vier soorten plantverbanden: 
• recht verband: de afstand tussen de planten en de afstand tussen de rijen is gelijk;
• verspringend verband, ook wel kruisverband genoemd: de afstand tussen de planten in een rij is gelijk, de rijen verspringen ten opzichte van elkaar; 
• driehoeksverband: de planten staan in een gelijkzijdige driehoek;
• verspreid verband of wild verband: de planten staan in een willekeurige verdeling.
    

Slide 6 - Tekstslide

De grond gebruiksklaar maken


De belangrijkste investering in een tuin is te zorgen voor een vruchtbare bodem. Het maakt daarbij veel verschil of je tuiniert op kleigrond, zandgrond of veengrond. In alle gevallen is voldoende organische stof erg belangrijk. Omdat veengrond uit verteerde plantenresten bestaat, is hier het organische stofgehalte al hoog. Op andere type gronden kan dit gehalte worden verbeterd door goed verteerde compost of (wormen)mest door de grond te werken. Het bodemleven zal daardoor toenemen, en er ontstaan meer poriën in de grond. De plantenwortels hebben daardoor meer zuurstof en voedingstoffen tot hun beschikking. 
Daarnaast is het belangrijk om te letten op de zuurgraad (pH) van de grond. Planten zoals azalea, rododendron en heide vragen om een wat zuurdere grond. Het is dan verstandig om de grond te mengen met turf. Als de grond te zuur is, kan kalkbemesting noodzakelijk zijn. Het beste is om planten te kiezen die passen bij de grondsoort. 
    

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Les 6 - Onderhoudswerkzaamheden
Inleiding 

Als je niets aan een tuin doet wordt het een wildernis. Daarom is er regelmatig onderhoud nodig. Eigenlijk is er het hele jaar door wel wat te doen in de tuin. Alleen in de winter, als de tuin in ruststand is, heb je het rustiger met de planten. Dat is de tijd voor onderhoudsklussen zoals het repareren van een afscheiding.
 



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De ontwerptekening


Een ontwerptekening is een plattegrond van de tuin op schaal. Er staat precies waar de bestrating en beplanting moeten komen. De tekening is altijd van bovenaf getekend. Je bespreekt het ontwerp in een werkoverleg met je klant. Schrijf daarom de datum en de naam van de ontwerper én van de klant op de tekening. Zo weet je zeker dat je de juiste gegevens hebt. Zet ook een noordpijl op de tekening. Zo krijg je goed inzicht welk deel van de tuin veel zon krijgt en welk deel niet. Op basis van de definitieve ontwerptekening kun je berekenen wat je nodig hebt aan planten en materialen, en wat dat kost.


Slide 12 - Tekstslide

Tuinonderhoud

Onderhoud van tuinen is sterk afhankelijk van het soort beplanting dat in de tuin staat. Een tuin met meerjarige vaste planten wordt in het voorjaar geknipt tot kort boven de grond. Om de planten een goede start te geven, is een eerste bemesting met bijvoorbeeld koemestkorrels erg belangrijk.
Heesters die bloeien op eenjarig hout worden sterk ingekort. Heesters die bloeien op meerjarig hout worden meestal pas ná de bloei gesnoeid. Niet alle heesters hoeven echter gesnoeid te worden. Daarom is het zo belangrijk dat je plantenkennis hebt.

 

 

Slide 13 - Tekstslide

Voor het maaien van een gazon moet je de functie ervan weten: een siergazon wordt vaker gemaaid dan een gazon waar op gespeeld wordt. Daarnaast is tijdig bemesten erg belangrijk.
 
Hagen worden meestal rond de langste dag van het jaar gesnoeid. Als je een haag echter vaker snoeit, zal hij strakker worden. Dat kan dus per tuin verschillen, afhankelijk van de wensen van de klant.
Sommige planten die in de zomer bloeien zijn er bij gebaat als de uitgebloeide bloemen worden verwijderd. Ze zullen dan blijven bloeien tot de eerste nachtvorst.

 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Gereedschap onderhouden

Niet alleen de tuin, ook het gereedschap dat je in de tuin gebruikt moet worden onderhouden. De gereedschappen gaan dan langer mee. Het werkt ook prettiger en sneller met een scherpe snoeischaar of spade. Daarnaast voorkom je dat plantenziektes, schimmels en eitjes van insecten zich via het gereedschap in de tuin verspreiden. Onderhoud van gereedschap bestaat o.a. uit schoonmaken (aarde verwijderen), beschermen tegen roest en slijpen.

  

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Schimmels en insecten

Naast regulier onderhoud moet je in de gaten houden of de planten gezond zijn. Ze kunnen aangetast worden door schimmels, of er kan vraatschade of andere schade ontstaan door insecten. Denk bijvoorbeeld aan luizen en slakken, maar ook aan de buxusmot die de laatste jaren in grote getalen de buxusplanten kaalvreet, of de eikenprocessierups die voor overlast zorgt doordat hij haartjes loslaat waar mensen huidirritatie van krijgen. Bij schimmels kun je denken aan meeldauw, een witte schimmel die op de bladeren zit. Een andere vorm van schimmel is schurft, dat bijvoorbeeld op de bladeren van fruitbomen en op de appels zelf kan voorkomen.
 

   

Slide 19 - Tekstslide

De schimmels of insecten moet je bestrijden om de plant te behouden, en om te voorkomen dat andere planten ook worden aangetast. Als je ziet dat planten aangetast zijn moet je vaststellen waar dat door komt en uitzoeken wat er moet gebeuren. Je kunt de insecten en schimmels chemisch bestrijden, maar er zijn tegenwoordig ook veel biologische bestrijdingsmiddelen.

   

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Les 7 - Het onderhoudsplan
Inleiding

Onderhoud is iets dat periodiek moet gebeuren. Het groen in de tuin heeft regelmatig onderhoud nodig. Maar ook het groen in een stad of natuurgebied moet onderhouden worden. Hoe vaak dat gebeurt hangt bijvoorbeeld af van de functie van het groen. Maar het hangt ook af van hoeveel tijd iemand (de tuineigenaar of de gemeente) er aan wil besteden en hoeveel geld er beschikbaar is.
  


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Seizoensgebonden werk
Als je buiten werkt, heb je te maken met het weer en de seizoenen. Verschillende onderhoudswerkzaamheden kun je het beste in een bepaald seizoen of jaargetijde doen. Een vuistregel voor het snoeien van planten en heesters is dat je voorjaarsbloeiers in het najaar snoeit, en najaarsbloeiers in het voorjaar. De meeste bomen snoei je in de winter, als de sapstroom stil staat. Maar er zijn natuurlijk uitzonderingen op deze regels.
Ook hou je rekening met de functie van een gebied. In een tuin of in een park met een recreatieve functie wil je het gazon meestal kort houden en maai je frequent. Daar pleeg je intensief onderhoud. Dat kan echter voor de planten en dieren die in het gras leven, nadelig zijn. In een natuurgebied, dat een andere functie heeft, onderhoud je het gras extensief als bloemenweide, en maai je het bijvoorbeeld slechts twee keer per jaar.
Natuurlijk zijn er ook dagelijkse weersomstandigheden waar je rekening mee moet houden. Je kunt bijvoorbeeld niet maaien als het regent en beter niet snoeien in de volle zon.



Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Een onderhoudsplan
Een plan waarin staat hoe een bepaald gebied moet worden beheerd noem je eenonderhoudsplan. In het onderhoudsplan staan de functies van het groen opgeschreven. Deze functie bepaalt welke onderhoudsmaatregelen nodig zijn en hoe vaak deze moeten worden uitgevoerd. Veiligheid speelt ook een rol: bomen moeten bijvoorbeeld gesnoeid worden om te voorkomen dat er dode takken af kunnen vallen.
Je inventariseert eerst de verschillende onderhoudscategorieën, bijvoorbeeld speelweiden, boomgroepen, lanen met bermen, bloemperken. In het onderhoudsplan staat ook een plattegrond met de locatie van deze categorieën. In het plan staat verder:
  • naam van hovenier, de datum en de naam en adres van de klant of het gebied waar het om gaat;
  • het benodigde onderhoud;
  • hoe vaak en wanneer het onderhoud moet gebeuren;
  • de benodigde gereedschappen, machines en/of materialen.




Slide 28 - Tekstslide

Afhankelijk van de vraag van de opdrachtgever kan het beheerplan worden uitgebreid met een tijdsplanning en een inschatting van de kosten voor de maatregelen.
Je bespreekt het onderhoudsplan met de opdrachtgever. Je moet hem kunnen uitleggen wat er moet gebeuren en waarom. In overleg met de opdrachtgever maak je een prioriteitenlijst. Er is niet altijd tijd, geld of mankracht genoeg om al het onderhoud uit te voeren. In de prioriteitenlijst staat welke maatregelen voorrang hebben op andere.





Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Kostenberekening

Als er onderhoudswerkzaamheden gedaan moeten worden, kost dit geld. Soms worden de werkzaamheden gedaan door vrijwilligers. Voor het knotten van bomen zijn er bijvoorbeeld in het hele land knotgroepen. Dan betekent dat er geen arbeidskosten zijn, maar wel kosten voor materialen en gereedschappen. Het vooraf berekenen van de kosten heet het maken van een begroting.
Kosten voor onderhoudswerkzaamheden bestaan meestal uit:
arbeidskosten, voor het werk dat de hovenier doet;
gebruikte materialen, voor de materialen die tijdens het onderhoud nodig zijn;
afvoer van afval;
gebruik van machines en gereedschappen, zodat er een reserve is voor onderhoud.





Slide 31 - Tekstslide

Meestal zijn onderhoudskosten gebaseerd op standaardbedragen per strekkende meter (m) of per vierkante meter (m). In dit all-in bedrag zijn alle kosten meegerekend. Zo kan op een snelle manier berekend worden wat een bepaald type onderhoud kost.
Een kostenberekening voor het maaien van een gazon ziet er bijvoorbeeld zo uit: het standaardbedrag voor het maaien van een gazon is € 0,30 per m . 
Het gazon is 20 m x 85 m. De oppervlakte van het gazon is 20 x 85 = 1700 m. De prijs voor het maaien van het hele gazon is dus: 1700 x € 0,30 = € 595.
 






Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten

Huiswerk: - Maken de vragen lessen 1t/m 4
                   - Test jezelf
                   - Laten aftekenen
Hoe: Helemaal stil!! Muziek mag in!!
Tijd: De resterende tijd
Klaar: Ga bezig met een ander vak

Slide 34 - Tekstslide