1- Hoofdstuk 1 - Groen ontwerpen, aanleggen en onderhouden - Les 1t/m4

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Vergroening stedelijke omgevingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les 1 - De tuin
Inleiding 

Mensen houden van groen om zich heen: een park, een grasveld, een eigen tuintje. Sommige mensen willen groenten eten die ze zelf gekweekt hebben. Andere mensen willen een tuin vol bloemen, of een tuin waar ze weinig aan hoeven te doen. Mensen die in een flat wonen, hebben een balkon waar plantenbakken op kunnen. Al die tuinen hebben eigen eisen. Hoe kun je daar allemaal rekening mee houden? 
 



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat doe je met een tuin?

Een tuin kan verschillende functies hebben. De eerste tuinen ooit waren moestuinen en kruidentuin bij kloosters. Die tuinen waren functioneel. Ze werden gebruikt om voedsel te verbouwen. Later kregen tuinen ook een sierfunctie. Er ontstonden verschillende stijlen, bijvoorbeeld een Franse kasteeltuin met een strakke indeling. Een ander voorbeeld is de Engelse landschapstuin, waarin zichtlijnen en doorkijkjes belangrijk zijn. Tegenwoordig zijn tuinen er ook voor ontspanning en recreatie, en drukken we er onze persoonlijke smaak mee uit – van een natuurlijke, wilde tuin vol bloemen tot een strak gazon met kleurrijke borders.
 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De functie van een tuin

Bij het ontwerpen van een tuin is het belangrijk om te weten welke functie de tuin voor de klant moet hebben. Een functie kan zijn: ontspannen in de tuin. Dan willen mensen misschien een groot grasveld en veel bloemen. Gezinnen willen dat hun kinderen kunnen spelen in de tuin, bijvoorbeeld in een zandbak, op een klimrek of een grasveld. Sommige mensen vinden het leuk om groenten en kruiden te eten uit hun eigen tuin.
 Ook andere factoren zijn van belang: hoe groot is het oppervlak, hoeveel zon is er in de tuin, wat voor grond ligt er. Voor een moestuin is het bijvoorbeeld belangrijk dat de grond los en voldoende bemest is, en dat er voldoende zonlicht is.
 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tuinen in de hoogte

Tuinen kunnen een groot oppervlak hebben, maar ze kunnen ook heel klein zijn. Ook in potten en bakken kun je planten zetten. Je kunt er een balkontuin mee maken, of een vrolijke bak naast je voordeur zetten. Vaak zullen dat bloeiende planten zijn. Een bijzondere vorm van een tuin is een verticale tuin. Een ander woord is muurtuin of geveltuin. De planten hangen in bakken en potten aan de muur. Een verticale tuin kun je maken op de muur van een balkon, maar je kunt er ook een hele gevel mee bedekken. 
  

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Duurzaam groen

Duurzaamheid krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht, ook bij het inrichten van tuinen. Je kunt een tuin op verschillende manieren duurzamer maken met behulp van:
• Duurzame materialen.
De materialen in een tuin worden duurzamer als je oude materialen hergebruikt, bijvoorbeeld hout en steen. Denk ook aan materialen die mooi oud worden en niet vaak vervangen hoeven te worden.
• Duurzaam water.
Planten in de tuin hebben water nodig. Daarvoor kun je beter regenwater uit een regenton gebruiken dan leidingwater. Probeer ook de hoeveelheid water die nodig is, te verminderen. Geef bijvoorbeeld de planten in de avond water, zodat er minder water verdampt. Gebruik bodembedekkers om verdamping tegen te gaan. En leg de tuin niet vol tegels, want daardoor kan regenwater moeilijker de grond in zakken.

Slide 10 - Tekstslide

• Duurzame verlichting.
Lampen maken de tuin ‘s avonds aantrekkelijker, maar kosten ook veel energie. Een duurzamere vorm van verlichting is het gebruik van ledlampen, die minder energie gebruiken. Of kies voor solarverlichting: lampen op zonne-energie die helemaal geen stroom gebruiken. Overigens is het voor nachtdieren zoals vleermuizen en egels niet goed als die verlichting de hele nacht aanblijft!
• Denk verder aan het gebruik van organische mest, of een composthoop om de duurzaamheid te vergroten.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Les 2 - Het ontwerp van een tuin
Inleiding 

Voordat je een tuin kunt aanleggen, moet je een ontwerptekening maken. Zo’n ontwerp teken je in het klein, op schaal. Dat betekent dat je alles in dezelfde verhoudingen tekent als in het echt, maar dan veel kleiner. Denk maar aan een modelspoorbaan of Madurodam. In de ontwerptekening kun je precies zien wat waar in de tuin komt. Ook makkelijk voor de klant! 
 



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De ontwerptekening


Een ontwerptekening is een plattegrond van de tuin op schaal. Er staat precies waar de bestrating en beplanting moeten komen. De tekening is altijd van bovenaf getekend. Je bespreekt het ontwerp in een werkoverleg met je klant. Schrijf daarom de datum en de naam van de ontwerper én van de klant op de tekening. Zo weet je zeker dat je de juiste gegevens hebt. Zet ook een noordpijl op de tekening. Zo krijg je goed inzicht welk deel van de tuin veel zon krijgt en welk deel niet. Op basis van de definitieve ontwerptekening kun je berekenen wat je nodig hebt aan planten en materialen, en wat dat kost.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De tekening op schaal

Als je een ontwerptekening maakt, kies je een vaste verhouding tot de werkelijkheid. Je tekent bijvoorbeeld alles 100 keer zo klein als in het echt. Dat is een schaal van 1:100 (zeg: één op honderd). Dat betekent dat 1 centimeter op de tekening gelijk is aan 100 centimeter in het echt, dus 1 meter. De schaal moet altijd op de tekening staan. Daarmee kun je uitrekenen hoe groot iets in het echt is.
 Stel: op een tekening staat een pad van 12 centimeter lang. De schaal is 1:50. In het echt is het pad dus 12 x 50 = 600 centimeter lang (dus 6 meter). Als je van papier omrekent naar echt, vermenigvuldig je de getallen.
 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Gegevens op de tekening

Om de ontwerptekening duidelijk te houden, gebruik je symbolen. Je gebruikt bijvoorbeeld een symbool voor een boom of een lamp. In de legenda leg je uit wat elk symbool betekent. Dan weet iedereen die bij de aanleg betrokken is, wat er op de tekening staat. Een symbool kan voor alle soorten materialen gebruikt worden: bestrating, schutting, planten, bomen. Bij de bestrating kun je een verband van de stenen intekenen. Bij een schutting geef je aan waar de palen komen. Bij een boom of heester hou je er rekening mee hoe groot hij uiteindelijk wordt. Teken bomen op schaal, zodat de verhouding in de tekening blijft kloppen. Ook de borders teken je in: de plaatsen waar de planten komen. 
  

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Een ontwerptekening maken


Het maken van een tuinontwerp is een stap in een proces. In dit schema zie je welke stappen je moet doorlopen voor je de tuin kunt aanleggen. 

In het ontwerp vertaal je het wensenlijstje van de klant en de bijzondere kenmerken die je bij het inmeten heb genoteerd (denk aan de loop- en zichtlijnen). Bij een rustig en harmonieus ontwerp past een symmetrische opzet van de tuin. De tuin wordt spannender als je kiest voor een asymmetrische opzet. 
   

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Les 3 - Van tekening naar tuin
Inleiding

Als het ontwerp klaar is kun je nog niet meteen beginnen met de aanleg van de tuin. Eerst moet de klus nog verder worden voorbereid, zodat je bij de uitvoering niet voor verrassingen komt te staan. Denk bijvoorbeeld aan het verzamelen van de juiste gereedschappen en materialen. Ben je klaar met alle voorbereidingen? Dat kun je de tekening op ware grootte uit gaan zetten. 
  


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Van tekening naar werkelijkheid

Als je ontwerptekening helemaal klaar is, en goedgekeurd door je klant, kun je nog niet direct aan de slag. Je weet nu wel waar alles komt, maar je moet ook weten wat je allemaal precies nodig hebt. Daarvoor maak je verschillende overzichten:
 
1. Een materialenlijst. Daarin staan alle dode materialen die in de tuin gebruikt worden. Denk aan zand, palen voor de schutting en klinkers voor het pad.
 2. Een hulpmiddelenlijst. Daarin staan de gereedschappen die je nodig hebt om de tuin uit te zetten. Bijvoorbeeld een kruiwagen om het zand te vervoeren, een meetlint om afstanden te meten en een hamer om de palen de grond in te slaan.
 3. Een beplantingsplan. Daarin staan de levende materialen: de planten. Er staat precies welke planten je in de tuin gaat zetten en in welk plantvak. In de beplantingslijst die erbij hoort, staat hoeveel planten je nodig hebt.
 


Slide 27 - Tekstslide

Technieken en gereedschappen


Om het ontwerp goed te kunnen uitzetten in de tuin, moet je veel meten en rekenen. Je moet afstanden omrekenen van papier naar het echt, en je moet de plantvakken, afscheidingen en bestratingen precies zo uitvoeren als op de tekening. Daarvoor moet je de volgende basistechnieken beheersen:
• nauwkeurig meten;
• rechte hoeken uitzetten;
• driehoeken uitzetten;
• rondingen uitzetten.


Je hebt hier verschillende soorten gereedschappen voor nodig.
Je legt de gereedschappen klaar voor je aan je werk begint. Na afloop maak je ze schoon en ruim je ze weer op.



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Les 4 - De basis van tuin aanleggen 
Inleiding 

Als de tuin is uitgezet, kan begonnen worden met de aanleg. Als eerste worden de bouwkundige elementen aangelegd, zoals een erfafscheiding en een pergola. Daarna zijn de verhardingen aan de beurt. Als er een waterpartij komt, wordt deze nu ook aangelegd. Tenslotte worden de beplanting en het gazon aangelegd. Kort samengevat ga je eerst aan de slag met de dode materialen en sluit je af met de levende materialen.  
   


Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Afscheidingen

Afscheidingen geven structuur aan de tuin. Een afscheiding kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een perceel in vakken in te delen, of om de grens met de buren te markeren. Een andere functie kan zijn dat de kinderen in de tuin blijven, of dat je beschut zit. Het kan een levende afscheiding zijn, zoals een haag van buxus of een beukhaag. Maar vaak wordt een afscheiding van dode materialen gemaakt: een afrastering van houten palen en draad of een hek van gaas. Op de ontwerptekening staat aangegeven waar de afscheidingen in de tuin moeten komen, en welke materialen daarbij gebruikt worden.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Verhardingen


De paden en terrassen in een tuin kunnen van verschillende soorten verhardingen worden gemaakt. Meestal wordt gekozen voor een halfopen verharding of een open verharding. Bij een halfopen verharding van bijvoorbeeld betontegels of gebakken klinkers, worden de stenen in een verband gelegd. Zo’n verband, ook wel patroon genoemd, kan er op verschillende manieren uitzien. Voorbeelden van open verhardingen zijn schelpen, houtsnippers of grind. Het voordeel van open verhardingen is dat regenwater op een natuurlijke manier kan infiltreren in de tuin. En zelfs van zogenoemde tredplanten kunnen, bijvoorbeeld afgewisseld met keien, paden aangelegd worden.


Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Gras in de tuin

Gras is één van de meest voorkomende planten, en heeft veel verschillende doeleinden. Om te beginnen is het een belangrijke voedselbron; niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen. Mensen eten namelijk de zaden van grassoorten als tarwe, rijs en mais. Gras houdt ook mineralen vast in de bodem en zorgt voor een goed bodemleven. Het is dus duurzaam.
 
In de tuin heeft gras een andere functie. Het gebruiksdoel kan zijn dat er op gespeeld wordt, voor een gezin met kleine kinderen. Of het is een siergazon: het geeft de tuin een mooie groene basis. Voor verschillende functies worden verschillende grasmengsels gebruikt. Elk mengsel bevat soorten gras met verschillende eigenschappen. Die zijn afgestemd op het gebruiksdoel en op de ligging (dus of het grasveld in de zon of in de schaduw ligt). Als je dus gras gaat leggen of zaaien, moet je weten welk grasmengsel het meest geschikt is.


Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Gras leggen of zaaien

Voor het aanleggen van een grasveld heb je de keuze tussen het leggen van graszoden of het zaaien van graszaad. Wat je kiest is afhankelijk van een aantal factoren.
 • Graszoden zijn meteen groen, dus de tuin ziet er direct ‘af’ uit.
 • Al na enkele dagen kan er over de zoden gelopen worden.
 • Graszoden worden onkruidvrij geleverd en zijn erg dicht, zodat onkruid minder kans heeft om op te komen.
 • Als gras gezaaid wordt, duurt het wel zes weken voor er over de grasmat gelopen mag worden.
 • Het inzaaien moet heel zorgvuldig gebeuren, omdat er anders een onregelmatige verdeling van het gras kan ontstaan.
 • Graszaad kan heel precies afgestemd worden op gebruiksdoel, grondsoort en ligging: het biedt meer mogelijkheden dan graszoden. 
• Het zaaien van gras is veel goedkoper dan het leggen van graszoden.


Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Tekstslide

Opdrachten

Huiswerk: - Maken de vragen lessen 1t/m 4
                   - Test jezelf
                   - Laten aftekenen
Hoe: Helemaal stil!! Muziek mag in!!
Tijd: De resterende tijd
Klaar: Ga bezig met een ander vak

Slide 44 - Tekstslide