H4A - werkwoordspelling - 23-8-2022

Werkwoordsoorten
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordsoorten

Slide 1 - Woordweb

1) Infinitief (hele werkwoord)
  • Vaak voorafgegaan door: 'te' of 'aan het';
  • staat vaak aan het einde van de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Zij zit te dromen.
Hij is aan het hardlopen.
Hij heeft dat expres zo willen doen.

Slide 3 - Tekstslide

2) Persoonsvorm (PV) - TT en VT
Hij werkt hard. 

Hij
werkte hard.

Slide 4 - Tekstslide

2a) PV - TT
Stam + t
Soms moet je de stam aanpassen om bij de ik-, jij- en hij-vorm te komen. 
(Bijv. een klinker toevoegen, 'v' omzetten in 'f' en een 'z' in een 's'. 

Slide 5 - Tekstslide

2a) PV - TT
Let ook goed op wanneer er 'je' achter de persoonsvorm staat. 

Als 'je' onderwerp is, vervalt de -t. 


Slide 6 - Tekstslide

Hij ... dat hij dit nooit meer zal doen. (beloven, PVTT)

Slide 7 - Open vraag

... jij echt boos als ik dat zou zeggen? (worden, PVTT)

Slide 8 - Open vraag

... je vader echt boos als je zo laat thuis komt? (worden, PVTT)

Slide 9 - Open vraag

2b) PVVT 
Heb je te maken met een zwak of een sterk werkwoord?

Slide 10 - Tekstslide

Hij ... heel chagrijnig van het slechte weer. (worden, PVVT)

Slide 11 - Open vraag

Bij de PVVT van sterke ww...
... heb je uit je hoofd geleerd hoe je die moet vervoegen

... pas je bij twijfel de verlengproef toe



Slide 12 - Tekstslide

Bij de PVVT van zwakke ww...
... maak je gebruik van het 
't ex-kofschip'
't sexy fokschaap'

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de PV-VT op van: wuiven, werken, haten en niezen (3e pers. ev.).

Slide 14 - Open vraag

Doen
Maken: opdr. 2, 5 en 6, p. 269

Slide 15 - Tekstslide

3) Voltooid deelwoord (VD)
Ook hier onderscheid tussen sterke en zwakke werkwoorden. 

Sterke werkwoorden          u.h.h.
Zwakke werkwoorden          't ex-kofschip

Slide 16 - Tekstslide

Dat is pas geleden ... (gebeuren, PV of VD)

Slide 17 - Open vraag

Het ... te vaak dat mensen fouten maken in werkwoordspelling. (gebeuren, PV of VD?)

Slide 18 - Open vraag

4) Onvoltooid deelwoord (OD)
Grijnzend, lachend, snikkend, etc.

Terwijl hij grijnste, lachte, snikte, etc.

Ofwel: infinitief + D

Slide 19 - Tekstslide

5) Gebiedende wijs (GW)
Gebruik de ik-vorm!

Werk!
Word!

Slide 20 - Tekstslide

... de auto eens even in! (laden, GW)

Slide 21 - Open vraag

Ofwel:
  • Kijk altijd goed met welke werkwoordsoort je te maken hebt.
  • Pas dan de juiste regels toe. 
  • Houd vooral de persoonsvorm in de gaten!

Slide 22 - Tekstslide

De leerling heeft de vragen snel ... (beantwoorden, PV of VD)

Slide 23 - Open vraag

De politie ... een misdrijf (vermoeden, PV of VD).

Slide 24 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
M.b.v. een VD of OD.
Zo kort mogelijk! 

De vergrote foto - de grote foto
De verlichte kamer - de lichte kamer

Slide 25 - Tekstslide

De ... dictator bleef eindeloos aan de macht. (haten)

Slide 26 - Open vraag

Doen
Maken: opdr. 1 en 4, p. 273

Slide 27 - Tekstslide

Importwerkwoorden
Zelfde regels als voor Nederlandse werkwoorden.

Soms laat je een 'e' staan als dat nodig is voor een goede uitspraak. 

Slide 28 - Tekstslide

Ik ... (managen), jij ... (baseballen), hij ... (stressen). PVTT

Slide 29 - Open vraag

Doen
Maken: opdr. 5, 6 en 7, p. 274

Slide 30 - Tekstslide