In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Geschiedenis: wat weet ik al?
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
-50
500
1000
1500
landbouw/stedelijke samenleving
landbouwsamenleving
industriële samenleving
Informatiesamenleving
Slide 3 - Sleepvraag
- - 50 v. chr./3000 v. chr.
50 v. chr.- 500 na chr.
500 - 1000
1000 - 1500
1500- 1600
Tijd van jagers en boeren
Tijd van grieken en romeinen
Tijd van monniken en ridders
Tijd van steden en staten
tijd van ontdekkers en hervormers
Slide 4 - Sleepvraag
1700 - 1800
1800 - 1900
1900 - 1950
1950 - nu
1600 - 1700
Tijd van pruiken en revoluties
Tijd van burgers en stoommachines
Tijd van wereldoorlogen en holocaust
Tijd van televisie en computer
Tijd van regenten en vorsten
Slide 5 - Sleepvraag
Kun jij deze tijdvakken op de juiste volgorde zetten?
Slide 6 - Sleepvraag
Wie zijn de ontdekkers uit de naam van het tijdvak?
Slide 7 - Open vraag
Wie zijn de burgers uit de tijdvaknaam 'burgers en stoommachines'?
Slide 8 - Open vraag
Verklaar de tijdvaknaam 'steden en staten'
Slide 9 - Open vraag
Verklaar de tijdvaknaam 'pruiken en revoluties'
Slide 10 - Open vraag
Verklaar het icoon van het tijdvak 'grieken en romeinen'
Slide 11 - Open vraag
Verklaar het icoon van het tijdvak 'monniken en ridders'
Slide 12 - Open vraag
Verklaar het icoon van het tijdvak 'televisie en computer'
Slide 13 - Open vraag
-50
500
1000
1500
Renaissance
Christendom verovert
Europa
agrarische revolutie
Reformatie
Wetenschappelijke
revolutie
Verlichting
Slide 14 - Sleepvraag
Plaats de volgende (delen van )kenmerkende aspecten in chronologische volgorde
De opstand en het ontstaan van een
onafhankelijke Nederlandse staat
Slavenarbeid op plantages en opkomst
van het abolitionisme
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
sociaal- culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit
Slide 15 - Sleepvraag
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 18e eeuw?
A
De moderne vorm van imperialisme
B
De democratische revoluties in oosterse landen
C
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
D
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
Slide 16 - Quizvraag
Kenmerkend aspect past wel bij de tijd van monniken en ridders
Kenmerkend aspect past niet bij de tijd van monniken en ridders
hofstelsel en horigheid
ontstaan en verspreiding van de islam
ontstaan van eerste stedelijke gemeenschappen
verspreiding van christendom in Europa
Slide 17 - Sleepvraag
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit hoort bij de 16e eeuw?
A
wetenschappelijke revolutie
B
begin van Europese expansie
C
democratische revoluties
D
de economische wereldcrisis
Slide 18 - Quizvraag
Bij welk kenmerkend aspect (of onderdeel daaruit) past deze afbeelding het best?
A
De industriële revolutie als basis voor industriële samenleving
B
Rationeel optimisme en ‘’verlicht denken’’
C
Discussies over de sociale kwestie
D
De opkomst van het abolitionisme
Slide 19 - Quizvraag
In welk tijdvak hoort het canonvenster Willem van Oranje?
A
tijd van regenten en vorsten
B
tijd van steden en staten
C
tijd van ontdekkers en hervormers
D
tijd van pruiken en revoluties
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de canonvensters naar het juiste tijdvak rechts van de tijdbalk
Slide 21 - Sleepvraag
In welk tijdvak hoort het canonvenster Eise Eisinga?
A
tijd van pruiken en revoluties
B
tijd van burgers en stoommachines
C
tijd van regenten en vorsten
D
tijd van wereldoorlogen en holocaust
Slide 22 - Quizvraag
In welk tijdvak hoort het canonvenster koning Willem I?
A
tijd van steden en staten
B
tijd van ontdekkers en hervormers
C
tijd van burgers en stoommachines
D
tijd van regenten en vorsten
Slide 23 - Quizvraag
Koppel de juiste ondertitel aan het juiste canonvenster
De belangrijkste wet
van een land
Poort naar de wereld
Nederland en het water
Schilder in een nieuwe tijd
Een mislukte vredesmissie
Slide 24 - Sleepvraag
Vroeger
Later
Slide 25 - Sleepvraag
Vroeger
Later
Slide 26 - Sleepvraag
Vroeger
Later
Slide 27 - Sleepvraag
Plaats de volgende canonvensters in chronologische volgorde
Johan van Oldenbarnevelt
Napoleon Bonaparte
De Hanze
Aletta Jacobs
Slide 28 - Sleepvraag
Plaats de volgende canonvensters in chronologische volgorde
Marga Klompé
Max Havelaar
De gastarbeiders
Vincent van Gogh
Slide 29 - Sleepvraag
In welk tijdvak hoort het canonvenster Rembrandt? Noem het tijdvak en de jaartallen. Leg uit waarom Rembrandt in dit tijdvak thuishoort. Gebruik in je antwoord de twee begrippen uit de tijdvaknaam.
Slide 30 - Open vraag
In welk tijdvak hoort het canonvenster De watersnood? Noem het tijdvak en de jaartallen. Leg uit waarom watersnood in dit tijdvak thuishoort. Gebruik in je antwoord de twee begrippen uit de tijdvaknaam.
Slide 31 - Open vraag
Ontwikkelen van historisch bewustzijn
Historisch tijdsbesef
Historische kennis
Historisch redeneren
aanduidingen voor tijd en tijdsindeling;
chronologische volgordes;
de tijdbalk;
kenmerkende aspecten van tijdvakken;
continuïteit en verandering.
periodiseringen, zoals de tien tijdvakken;
kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken;
vijftig vensters van de Canon van Nederland;
verhalen, tradities en verbeelding.
Redeneren over continuïteit en verandering, oorzaken en gevolgen, overeenkomsten en verschillen
kantelpunten/keerpunten aanwijzen in geschiedenis, bijv. agrarische revolutie, ontstaan wereldgodsdiensten, wetenschappelijke revolutie, de verlichting, de eerste grondwet, de Berlijnse Muur
Slide 33 - Tekstslide
Historisch redeneren
Redeneren over continuïteit en verandering, oorzaken en gevolgen, overeenkomsten en verschillen, waarbij aandacht is voor:
stellen van historische vragen;
onderzoeken van historische bronnen;
contextualiseren (tijd- en standplaatsgebondenheid);
beweringen ondersteunen met argumenten;
gebruik maken van historische begrippen (bijv. farao, feodalisme, Verlichting);
gebruik maken van meta-historische begrippen (bijv. oorzaak, gevolg, verandering, aanleiding, continuïteit, tijd- en standplaatsgebondenheoid, etc.).
Slide 34 - Tekstslide
Historisch redeneren
Construeren van het verleden door:
verzamelen: bronnenonderzoek en vaststellen van feiten;
ordenen: feiten ordenen, in de tijd en thematisch;
verklaren: analyse van oorzaken en gevolgen;
beeldvormen: interpreteren van het geheel door inleving, vanuit multiperspectiviteit en waarden in heden en verleden.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Over welk conflict / begrip gaat de spotprent?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Marshall
plan
wapen
wedloop
Cuba
Crisis
ijzeren
gordijn
Blokkade van Berlijn
Slide 37 - Sleepvraag
Welk persoon past het best bij het begrip: 'absolutisme'