Je leert drie soorten automatische systemen herkennen
Je leert hoe je deze systemen weergeeft in blokschema's
Je leert hoe je de gevoeligheid en het bereik van een sensor bepaalt
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeWOStudiejaar 4
In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Je leert drie soorten automatische systemen herkennen
Je leert hoe je deze systemen weergeeft in blokschema's
Je leert hoe je de gevoeligheid en het bereik van een sensor bepaalt
Slide 1 - Tekstslide
Vermogen
P=Vermogen (W)
U=spanning (V)
I=stroomsterkte (A)
E=energie (j of kWh)
P=U⋅I
P=I2⋅R
P=tE
Slide 2 - Tekstslide
Energie
P=Vermogen (W)
E=energie (j of kWh)
Energie in joule:
Energie in kWh:
E=P⋅t
J=
kWh=
Slide 3 - Tekstslide
Energie
P=Vermogen (W)
E=energie (j of kWh)
Energie in joule:
Energie in kWh:
E=P⋅t
J=W⋅s
kWh=kW⋅h
Slide 4 - Tekstslide
Systemen
Slide 5 - Tekstslide
Soorten systemen
Meetsystemen
Stuursystemen
Regelsystemen
Slide 6 - Tekstslide
Meetsystemen
Slide 7 - Tekstslide
Meetsystemen
Slide 8 - Tekstslide
Stuursystemen
Slide 9 - Tekstslide
Stuursystemen
Slide 10 - Tekstslide
Regelsystemen
Slide 11 - Tekstslide
Regelsystemen
Slide 12 - Tekstslide
Sensoren
Sensor
Onderdeel dat iets in de omgeving kan waarnemen en dit omzet in een spanning
lichtsensor
temperatuursensor
geluidsensor
druksensor
Slide 13 - Tekstslide
ijkdiagram
Slide 14 - Tekstslide
Gevoeligheid en bereik
Gevoeligheid
Hoe goed de sensor reageert op een verandering in de omgeving
Bereik
De minimale en de maximale waarden die de sensor nog kan meten
gevoeligheid=ΔxΔy
Slide 15 - Tekstslide
Gevoeligheid en bereik
Slide 16 - Tekstslide
Jeroen gaat zelf een temperatuursensor in elkaar zetten. Hij wil dat de sensor bij een hogere temperatuur een hogere spanning geeft. Jeroen bedenkt drie schakelingen. Zie de figuur linksboven.
Jeroen kiest schakeling C voor zijn temperatuursensor. Rechtsboven is voor schakeling C de grafiek van de sensorspanning tegen de temperatuur geschetst.
1. Schets in je schrift de grafieken van de sensorspanning tegen de temperatuur die schakeling A en schakeling B geven.
2. Leg uit hoe het komt dat schakeling C bij een hogere temperatuur een hogere sensorspanning geeft.
Jeroen gebruikt een voedingsspanning van 5,0 V. Voor de NTC geldt: RNTC = 2, 2 kΩ bij een temperatuur van 25 °C. De NTC mag niet te veel opwarmen door de stroom die er doorheen loopt:
het elektrisch vermogen dat in de NTC omgezet wordt, mag maximaal 2,0 mW bedragen bij een temperatuur van 25 °C.
3. Bereken de waarde die de serieweerstand R (minimaal) moet hebben.
4. Maak een tekening van een proefopstelling die nodig is om de ijkgrafiek te maken en beschrijf welke stappen Jeroen moet nemen om de sensor te ijken.