wk 48 1hv zn lw bn en ww

Welkom!
Doel - Na deze les:
... Weet je wat er van je wordt verwacht in de paragrafen die gaan over grammatica woordsoorten en weet je wat je hiervan nog moeilijk vindt.


STARTOPDRACHT: (5min)
Pak je leesboek erbij en start met lezen :-)








1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Doel - Na deze les:
... Weet je wat er van je wordt verwacht in de paragrafen die gaan over grammatica woordsoorten en weet je wat je hiervan nog moeilijk vindt.


STARTOPDRACHT: (5min)
Pak je leesboek erbij en start met lezen :-)








Slide 1 - Tekstslide

Lekker lezen!
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Formatieve toets Woordsoorten
  • Afronden

Slide 3 - Tekstslide

Maken: Cursus 5 Grammatica - Form toets
Wat:        Maak de formatieve toets 
Hoe:        Zelfstandig
Nodig:    Toetsblad en pen (blauw of zwart) evt markeerstiften
Tijd:         30 minuten
Geluid:   Stilte
Hulp:      Docent loopt rond, steek je hand op bij vragen.
Klaar:     Lezen in je leesboek
timer
25:00

Slide 4 - Tekstslide

Afronding
Doel - Na deze les:
... Weet je wat er van je wordt verwacht in de paragrafen die gaan over grammatica woordsoorten en weet je wat je hiervan nog moeilijk vindt.

Huiswerk:
Zorg dat je eerste boek uit is aan het einde van deze week.






Slide 5 - Tekstslide

Welkom!
Doel - Na deze les:
... Kun je zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden herkennen


STARTOPDRACHT: (5min)
Pak je leesboek erbij en start met lezen :-)








Slide 6 - Tekstslide

Lekker lezen!
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling zww en hww
  • Uitleg zelfstandig nmw, lidwoord en bijvoeglijk nmw
  • Afronden

Slide 8 - Tekstslide

Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

A
Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Er kan meer dan één zelstandig werkwoord en hulpwerkwoord in een zin staan.

Slide 9 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord is altijd een zelfstandig werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin:
Ik heb de was opgehangen.
A
de was
B
heb
C
heb opgehangen
D
opgehangen

Slide 11 - Quizvraag

Is "werd" een zelfstandig werkwoord?
Er werd wat geglimlacht: van mij naar hem
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Daniël kan dat niet gedaan hebben.

Wat is het zelfstandig werkwoord?
A
kan
B
gedaan
C
hebben

Slide 13 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb tegen de bal geschopt

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 15 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord (ZN)
  • Hoe kun je checken of iets een zelfstandig naamwoord is? 

- Je kunt er de, het of een voor zetten (lidwoorden)
De bal, het beestje, een struik, het hoofdgerecht.
- Je kunt er meestal meervoud van maken (of juist enkelvoud)
mens - mensen / dief - dieven / cola - cola's / bank - banken
- Je kunt er een verkleinwoordje van maken
baby - baby'tje / stoep - stoepje / patat - patatje / woning - woninkje

Slide 16 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over deze ananas?

Slide 17 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden (BN)
  • Bijvoeglijk naamwoorden: zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.
koud gerecht, lelijke tatoeage, vreemde vogel.

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden: zeggen iets over het materiaal waarvan een zelfstandig naamwoord is gemaakt.
gouden ketting, plastic zak, houten tafel

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden (BN)
  • Een bijvoeglijk naamwoord kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan:
Dat is een goed boek <--> Dat boek is echt goed
Wat een heerlijk gerecht <--> Dat gerecht is heerlijk

  • Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e): 
geweldig – geweldige; saai – saaie; knap – knappe; interessant – interessante.

  • Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: 
stellende trap (aardig) – vergrotende trap (aardiger) – overtreffende trap (aardigst).

  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en: bronzen beeld , katoenen hemd.
  • Als het uit een andere taal komt of een vrij 'nieuwe' stof aanduidt dan niet: een suède tas, een fleece vest). 
  • Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord en het heeft geen trappen van vergelijking.

Slide 19 - Tekstslide

Lidwoord (LW)
  • Lidwoorden: de, het en een

Bepaald lidwoord (BLW): De en Het
Gebruik je wanneer je precies weet over welke je het hebt --> 
De leerling, het gebouw, de school.
Onbepaald lidwoord (OLW): Een
Gebruik je wanneer je niet precies weet over welke je het hebt. --> 
Een leerling,  een gebouw, een school.

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (ZN)
  • Mensen, dieren, dingen, planten, begrippen, etc. 
kanovaarder, winkel, eenzaamheid, eik, tuin.
  • Namen van landen, winkels, mensen horen ook bij de zelfstandig naamwoorden
Lisa, Parijs, Rembrandt, Ierland, Albert Heijn.

  • Je kunt er de, het of een voor zetten (lidwoorden)
De bal, het beestje, een struik, het hoofdgerecht.


Slide 21 - Tekstslide

Maken: Cursus 5 Grammatica 
Wat:        Paragraaf 2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord opdr 2, 3 en 5
Hoe:        Zelfstandig
Nodig:    Schrift en pen en je leerboek
Tijd:         15 minuten
Geluid:   Zachtjes overleggen mag
Hulp:      Docent loopt rond, steek je hand op bij vragen.
Klaar:     Maak van par. 4 Bijvoeglijk naamwoord: opdr 1, 4 en 7
Kijk je werk na als je klaar bent.
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Afronding
Doel - Na deze les:
... ... Kun je zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden herkennen

Huiswerk:
Zorg dat je eerste boek uit is aan het einde van deze week.
Zorg ook dat de opdrachten van par 2 en 4 af zijn.





Slide 23 - Tekstslide