P7-Check de begrippen

Wat is politiek?
- Organisaties en instellingen 
zoals de Tweede Kamer, regering, 
burgemeester, gemeenteraad, Europese Unie, VN. 
- Machtsstrijd Over de verdeling van de macht en over de 
beslissingen die genomen worden (het politieke spel).
- Beleid Hoe de samenleving er uit zou moeten zien 
en welke middelen hiervoor nodig zijn.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat is politiek?
- Organisaties en instellingen 
zoals de Tweede Kamer, regering, 
burgemeester, gemeenteraad, Europese Unie, VN. 
- Machtsstrijd Over de verdeling van de macht en over de 
beslissingen die genomen worden (het politieke spel).
- Beleid Hoe de samenleving er uit zou moeten zien 
en welke middelen hiervoor nodig zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Het systeemmodel
Het systeemmodel beschrijft dat politieke besluitvorming in de volgende vier fasen verloopt. Na de vierde fase begint altijd weer de eerste fase.
1. Invoer
2. Omzetting
a. Politieke agendavorming
b. Beleidsvoorbereiding
c. Beleidsbepaling
3. Uitvoer 
4. Terugkoppeling 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld systeemmodel
1. INVOER: Jongeren voeren actie voor studiefinanciering, die je gewoon krijgt en niet hoeft te lenen, PvdA en Groenlinks steunen de jongeren hierin.
2. OMZETTING: PvdA en Groenlinks zetten het op de politieke agenda van de Tweede Kamer (a: Politieke agendavorming), zij denken een plan uit en leggen het voor in de Tweede Kamer (b. Beleidsvoorbereiding), er wordt nog wat geschaafd aan het plan en uiteindelijk wordt het goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer (c. Beleidsbepaling).
3. UITVOER: Het plan wordt uitgevoerd. 
4. TERUGKOPPELING: Hoe is het verlopen? Moet er wat aangepast worden? 

Slide 3 - Tekstslide

Invoer
De fase INVOER bestaat uit:
- de eisen/wensen die vanuit de samenleving naar voren worden gebracht
- de steun die maatschappelijke groepen 
geven aan het politieke systeem. 
Poortwachters 
- Dit zijn de mensen/groepen die bepalen welke 
eisen op de publieke en politieke agenda komen.
- Poortwachters kunnen individuen, 
belangengroepen, politieke partijen en de media zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Omzetting
De fase OMZETTING bestaat uit
 De omzetting van eisen/wensen in 
overheidsbeleid en bestaat uit drie stappen:

a. Politieke agendavorming: politici en 
beleidsmakers zijn bereid om problemen uit de samenleving aan te pakken. 
b. Beleidsvoorbereiding: het verzamelen en analyseren van 
informatie en het geven van adviezen over wat het beleid moet worden.
c. Beleidsbepaling: nemen van beslissingen over wat het beleid zal worden.

Slide 5 - Tekstslide

Uitvoer
De fase UITVOER bestaat uit
Politieke besluiten en andere maatregelen
of handelingen, die het resultaat zijn 
van de omzettingsfase. 

Slide 6 - Tekstslide

Terugkoppeling
De fase TERUGKOPPELING bestaat uit 
Reacties van de samenleving op politieke 
besluiten en evaluatie van het beleid.

In hoeverre zijn de problemen opgelost door het nieuwe beleid? 
Zijn er nieuwe problemen ontstaan door het nieuwe beleid?
Hoe moeten we deze nieuwe problemen aanpakken?

En met deze laatste vraag zijn we weer terug in fase 1 (INVOER).
De nieuwe wensen die zijn ontstaan na de terugkoppeling kunnen 
ook weer ingevoerd worden in het politieke systeem.

Slide 7 - Tekstslide

Barrièremodel
Bij het barrièremodel ligt de nadruk op 
de macht in besluitvorming.

Realisatiemacht: de macht om iets voor elkaar te krijgen (realiseren).
Hindermacht: de macht om iets tegen te houden (verhinderen).

Of een maatschappelijk probleem aandacht krijgt van politieke partijen en leidt tot overheidsbeleid, hangt af van de uitkomst van strijd tussen mensen en groeperingen met tegengestelde belangen en opvattingen.

 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld barrièremodel
Bijvoorbeeld de strijd om jongeren meer financiële 
ondersteuning te geven om te studeren. 

Realisatiemacht:  LSVB (Landelijke Studenten Vakbond),
LAKS (Landelijk Aktie Komitee Scholieren), Groenlinks, D´66.

Hindermacht: De meer rechtse partijen in de
Tweede Kamer, zoals bijvoorbeeld VVD. 

 

Slide 9 - Tekstslide

Barrièremodel (4 drempels)
Om iets voor elkaar te krijgen moeten vier drempels (barrières) 
overwonnen worden.

1e drempel: Erkenning krijgen van een wens of probleem.
2e drempel: Toekennen van een hoge prioriteit aan een wens of probleem.
3e drempel: Beslissen over de oplossing van een wens of probleem.
4e drempel: Uitvoeren van het besluit m.b.t. de oplossing van een wens of probleem.


Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 4 drempels
Bijvoorbeeld de strijd om jongeren meer financiële 
ondersteuning te geven om te studeren. 
1e drempel: Er is veel aandacht in de media voor studenten met schulden (erkenning).
2e drempel: Het probleem wordt besproken in de Tweede Kamer (prioriteit).
3e drempel: De Tweede Kamer stemt over een nieuw voorstel met betrekking tot studiefinanciering (beslissing over een oplossing).
4e drempel: Er komt een nieuw systeem van studiefinanciering, waardoor studenten minder in de schulden komen te zitten (uitvoeren van het besluit).


Slide 11 - Tekstslide

Pressiegroepen vs. politieke partijen
Pressiegroepen en politieke partijen spelen een 
belangrijke rol bij politieke besluitvorming. 

Pressiegroep: Komen op voor één onderwerp en willen het overheidsbeleid beïnvloeden zonder kandidaten te stellen voor verkiezingen (bijv. LAKS). 

Politieke partij: houdt zich bezig met de samenleving als geheel en moet daarbij verschillende belangen afwegen. Zij proberen via verkiezingen politieke macht te verwerven om hun doelen te bereiken (bijv. Groenlinks).

Slide 12 - Tekstslide

Dat bepaal ik zelf wel!
De laatste 50 jaar zijn we minder afhankelijk geworden van instituties zoals: 
- Gezin
- Sociale klasse
- Kerk
- Arbeid 
- Huwelijk 

Het individu moet tegenwoordig meer zelf zijn weg uitstippelen, dit wordt steeds minder bepaald door anderen. 

Slide 13 - Tekstslide

Zowel positief ...
De vrijheid om een eigen weg te gaan en 
de wil om onbeperkt van het leven te genieten. 

Veel mensen zijn tegenwoordig meer dan 
vroeger losgekomen van hun afkomst en omgeving.

Meer sociale en geografische mobiliteit.

Slide 14 - Tekstslide

... als negatief.
Meer egoïsme

Totaal losgeslagen verzelfstandiging 
van mensen, weinig bindingen met 
andere mensen en groepen.

Toename van eenzaamheid. 

Slide 15 - Tekstslide

Ontwikkeling democratisering
- In de 19e eeuw werd er voor het eerst 
een volksvertegenwoordiging gevormd.

- Daarbij horen politieke grondrechten 
en actief en passief kiesrecht. 

- Politieke partijen vertegenwoordigen 
hierbij de ideeën en meningen van de burgers.

Slide 16 - Tekstslide

Steeds meer invloed ...
1917: de mannen in Nederland krijgen actief kiesrecht
1919: actief kiesrecht voor vrouwen

En daarna is de leeftijd waarop men 
naar de stembus mocht verlaagd van 
oorspronkelijk 24 jaar (in stappen) 
naar 18 jaar in 1971.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen actief en passief kiesrecht?

Slide 18 - Open vraag

Steeds meer inspraak ...
  • Representatieve democratie
    Iedereen die stemt wordt vertegenwoordigd in de 2e kamer. 
  • Directe democratie (iedereen kan direct meebeslissen). 
- In het gezin?
- In bedrijven, scholen, organisaties?
- Ziekenhuizen?
- Media omroepen?

Slide 19 - Tekstslide

Steeds meer rationalisering?!
Vanaf 17e eeuw begon ´de verlichting´.
- Wetenschap steeds meer centraal. 
- Godsdienstige tradities en bovennatuurlijke minder centraal.

´Sinds wanneer´ is de aarde rond?
Wat doe je als je ziek bent geworden?
Is alles wat er gebeurt rationeel te verklaren?
 

Slide 20 - Tekstslide

Avondklok en rationalisering?!
´Het proces van het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van
het doelgericht inzetten van middelen 
om zo efficiënt en effectief mogelijke 
resultaten te bereiken´. 

Slide 21 - Tekstslide

Ordenen vs. sytematiseren
Ordenen: Bijhouden hoeveel besmettingen er zijn, wie er besmet raken, waar ze besmet raken etc.

Systematiseren: Bovenstaande getallen vele 
dagen achter elkaar bijhouden en op basis 
daarvan trends vaststellen, conclusies 
trekken en beslissingen nemen.

Slide 22 - Tekstslide

Voorspelbaar vs. beheersbaar
Voorspelbaar: Als we weten wie, waar, wanneer, hoe en hoe vaak het coronavirus wordt doorgegeven, kunnen we overwegen of een avondklok een goede maatregel is.

Beheersbaar: Door de juiste maatregelen te 
nemen de gezondheid en de economische 
belangen zo goed mogelijk beschermen.

Slide 23 - Tekstslide

Efficient vs. effectief
Efficient: met zo weinig mogelijk moeite zoveel mogelijk doen.
Bijvoorbeeld voor weinig geld zo veel mogelijk vaccins kopen.

Effectief: alleen dat doen wat het beste resultaat geeft.
Onderzoeken hoe goed de verschillende vaccins 
werken en verstandig afwegen óf en hoeveel je er 
dan in moet investeren.

Slide 24 - Tekstslide

KERNCONCEPT Institutionalisering (2)

Het (1) waarbij een (2) van waarden en min of meer geformaliseerde (3) vastgelegd wordt in standaardgedragspatronen, die het gedrag
van mensen en hun onderlinge (4) reguleren

Slide 25 - Open vraag

Staatsvorming
De institutionalisering van politieke macht 
tot een staat.

Hoe onstonden de eerste staten?
In de loop de eeuwen ontstond er steeds meer 
behoefte vanuit steden in bepaalde gebieden 
om een groter eigen gebied (staat) af te bakenen. 


Slide 26 - Tekstslide

Staatsvorming
Een eigen staat kan economische en militaire bescherming bieden. 

Bijvoorbeeld:
- eigen wetten
- eigen munt
- belastingstelsel
- eigen leger 
- de staat als rechtsprekende macht bij conflicten.
- bescherming tegen de macht van de staat waar je onderdeel van bent.

Slide 27 - Tekstslide

Kan ik ook een staat beginnen?
Wanneer is er sprake van een staat (interne soevereiniteit)?
1. een staat regeert over een groep mensen;
2. binnen een vastgesteld grondgebied;
3. heeft het geweldsmonopolie en belastingmonopolie.
Externe soevereiniteit (naar buiten toe) betekent 
dat het staatsgezag niet ondergeschikt is aan 
het gezag van andere staten. 

Slide 28 - Tekstslide

Is er in Nederland sprake van externe soevereiniteit?
(Het staatsgezag is niet ondergeschikt aan andere staten).

Slide 29 - Open vraag

Global society!
Proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over grote afstand en landsgrenzen heen.
- Economisch (multinationals, EU)
- Juridisch (EVRM, Internationaal strafhof)
- Politiek (VN, EU, NAVO)
- Sociaal-cultureel (migratie, reisweken, festivals)
- Ecologisch (communicatie via internet)

Slide 30 - Tekstslide

Globaliseringstendens
Sinds 1970 is de globalisering enorm versneld. 
- Alle delen van de wereld zijn met elkaar verbonden.
- Processen aan de ene kant van de wereld hebben consequenties voor andere delen van de wereld.

Slide 31 - Tekstslide

Positief ...
De voorstanders (hyperglobalisten) zien 
groeimogelijkheden.
- Economische ontwikkeling.
- Technologische oplossingen 
voor wereldwijde problemen. 
- Culturele uitwisseling, lokale 
culturen kunnen zich verrijken.

Slide 32 - Tekstslide

... of negatief
De tegenstanders (andersglobalisten) trappen op de rem. 
- Overproductie, overconsumptie, belasting 
van het milieu en uitputting van grondstoffen. 
- Internationale economische crises.
- Culturen gaan te veel op elkaar lijken. 
- Mondiale markt met weinig aanbieders, weinig keuze in aanbod, en weinig kans op toetreding tot deze markt.

Slide 33 - Tekstslide