3LW7 Bloed en afweerstelsel 1

7.2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

7.2

Slide 1 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Bloed is een waterige oplossing van cellen en stoffen. Doel van bloed is om stoffen in het lichaam te vervoeren (transport).

Dit gebeurt met en door...
  • stoffen in plasma (55%)
  • bloedcellen (45%)

Slide 2 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Bloed bestaat uit...
1 plasma, bestaat uit water, eiwitten (voor stolling, afweer en transport) en opgeloste stoffen (voedingsstoffen, afvalstoffen, mineralen en hormonen)
1

Slide 3 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Bloed bestaat uit...
2 een laagje cellen dat bestaat uit witte bloedcellen en bloedplaatjes
2

Slide 4 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Bloed bestaat uit...
3 een laag cellen, rode bloedcellen
3

Slide 5 - Tekstslide

heeft bloed altijd dezelfde samenstelling?
geef hiervoor minstens één argument.

Slide 6 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
De meest voorkomende cel in het bloed is de rode bloedcel (erytrocyt). Ze vervoeren bloedgassen...
  • zuurstof (O2) met glucose geeft energie
  • het afval hiervan is kooldioxide (CO2)

Slide 7 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
  • het eiwit wat bloedgassen vervoert is hemoglobine (Hb)
  • het eiwit heeft ijzer nodig om zuurstof te binden
  • de rode cel heeft geen kern, alles is gevuld met Hb

Slide 8 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
De witte bloedcel (leukocyt) is betrokken bij de afweer.

  • er zijn verschillende soorten witte bloedcellen
  • het heeft een grote kern
  • het kan zijn taak binnen en buiten een bloedvat uitvoeren

Slide 9 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
De witte bloedcel (leukocyt) is betrokken bij de afweer en immuniteit.
  • er zijn veel verschillende soorten witte bloedcellen
  • het heeft een grote kern
  • het kan zijn taak binnen en buiten een bloedvat uitvoeren
De witte bloedcel zoekt bij onraad de juiste plaats in een bloedvat uit om hier doorheen te glippen.

Slide 10 - Tekstslide

algemene afweer: de korrelcel
(fagocytose)
specifieke afweer: de lymfecel
(maakt antistoffen)

Slide 11 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Het bloedplaatje (trombocyt) is betrokken bij de bloedstolling.

  • het heeft de vorm van een schijfje
  • bij stolling wordt het zacht en kleverig

Slide 12 - Tekstslide

de vorm van de bloedcel zegt iets over de taak die het doet.
geef hiervoor minstens één argument.

Slide 13 - Tekstslide

7.2 aanmaak en afbraak van bloedcellen
Bloedcellen worden afgebroken in de milt (splen) en de lever (hepar)
  • de milt ruimt oude cellen op (door witte bloedcellen), waardoor Hb vrijkomt
  • de milt zet dit om in bilirubine

Slide 14 - Tekstslide

7.2 aanmaak en afbraak van bloedcellen
  • alle bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg, meestal van lange botten
  • hier zitten bloedstamcellen
  • hoe ouder, hoe minder rood beenmerg je hebt

Slide 15 - Tekstslide

7.2 aanmaak en afbraak van bloedcellen
  • rode bloedcellen en bloedplaatjes worden gemaakt en vormen zich in het rode beenmerg, daarna komen ze in het bloed
  • korrelcellen ook; ze leren hier het fagocyteren

Slide 16 - Tekstslide

7.2 aanmaak en afbraak van bloedcellen
  • lymfecellen vormen zich in lymfeknopen; ze leren hier lichaamsvreemde stoffen te herkennen en antistoffen te maken tegen ziekteverwekkers

Slide 17 - Tekstslide

7.2 afbraak van bloedcellen
RBC worden afgebroken in de milt en de lever.
  • de milt ruimt oude RBC op (door witte bloedcellen), waardoor Hb vrijkomt
  • de milt zet dit om in bilirubine
de milt breekt RBC af en zet Hb om in bilirubine (dat giftig is)

Slide 18 - Tekstslide

7.2 afbraak van bloedcellen
  • de lever maakt bilirubine onschadelijk (detox)
  • bilirubine wordt uitgescheiden via  gal, de nieren (in de urine) en de darmen (in de ontlasting)
de lever detoxt het giftige bilirubine, uitgescheiding via gal, urine of ontlasting

Slide 19 - Tekstslide

welk orgaan doet het niet goed? geef een argument
A
milt
B
lever
C
beenmerg
D
bloedvaten

Slide 20 - Quizvraag

7.2 bloedstolling
De bloedstolling zorgt voor het voorkomen van bloedverlies.
Hierbij spelen een rol...
  • het bloedvat in kwestie
  • bloedplaatjes
  • stollingseiwitten in plasma

Slide 21 - Tekstslide

  • het bloedvat vernauwt
  • hierdoor wordt het bloedverlies beperkt.
Het bloedplaatje (trombocyt) is betrokken bij de stolling
  • in rusttoestand zien ze eruit als een schijfje
  • bij werking klitten en kleven ze aan elkaar en zetten ze de bloedstolling in gang
stap 1

Slide 22 - Tekstslide

  • bloedplaatjes vormen een prop
  • alles blijft kleven; zo wordt het gat snel gedicht
Het bloedplaatje (trombocyt) is betrokken bij de stolling
  • in rusttoestand zien ze eruit als een schijfje
  • bij werking klitten en kleven ze aan elkaar en zetten ze de bloedstolling in gang
stap 2

Slide 23 - Tekstslide

  • stollingseiwitten vormen draden van fibrine
  • het netwerk aan draden sluit de wond helemaal af
Het bloedplaatje (trombocyt) is betrokken bij de stolling
  • in rusttoestand zien ze eruit als een schijfje
  • bij werking klitten en kleven ze aan elkaar en zetten ze de bloedstolling in gang
stap 3

Slide 24 - Tekstslide

7.2 bloedstolling
  • stollingseiwitten worden gemaakt in de lever 
  • de darmflora maakt vitamine K, dit heeft de lever nodig om stollingseiwitten te maken

Slide 25 - Tekstslide

Bloed stolt in ongeveer 2 minuten.

Als het bloed niet stolt, wat kan er dan aan de hand zijn? Geef minimaal één argument.

Slide 26 - Tekstslide

7.2 bloedgroepen
  • rode bloedcellen hebben signaal-eiwitten op hun celmembraan
  • deze dienen als 'ID' en worden antigenen genoemd
  • voor de bloedgroepen zijn twee groepen antigenen belangrijk...
Soorten RBC-antigenen.
Links groot type AB0,
rechts type Rh

Slide 27 - Tekstslide

7.2 bloedgroepen
1 Antigenen van het AB0-systeem
  • cellen die antigeen A hebben (zijn van bloedgroep A)
  • cellen die antigeen B hebben (zijn van bloedgroep B)
  • cellen die beide antigenen hebben (zijn bloedgroep AB)
  • cellen die niets hebben (zijn bloedgroep 0 - nul)

Slide 28 - Tekstslide

7.2 bloedgroepen
2 Antigenen van het Rh-systeem
  • cellen die antigeen Rh hebben krijgen naast hun bloedgroep de toevoeging positief
  • cellen die dat niet hebben zijn negatief

Slide 29 - Tekstslide

7.2 bloedgroepen
Bij bloedgroepen zijn ook de antistoffen belangrijk
  • dat zijn plasma-eiwitten
  • A heeft antistof-B
  • B heeft antistof-A
  • AB heeft geen antistoffen
  • 0 heeft beide antistoffen
  • Rh heeft geen antistoffen

Slide 30 - Tekstslide

7.2 bloed en samenstelling
Bloedgroepen hebben ook te maken met antistoffen
  • dat zijn plasmaeiwitten
  • men heeft antistoffen van de bloedgroep die men niet heeft
  • van nature heeft men geen Rh-antistoffen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

evaluatie
welke lesstof vond je het meest interessant?

Slide 33 - Tekstslide