- Suus van Rijn, Emma van Dijk, Lisa Jense en Isa van Staayeren
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
pleonasme en tautologie
- Suus van Rijn, Emma van Dijk, Lisa Jense en Isa van Staayeren
Slide 1 - Tekstslide
Pleonasme
Een pleonasme is een combinatie van twee woorden, waarbij het ene woord de eigenschap van het andere woord herhaalt.
Een pleonasme bestaat uit een bijv. nw en een zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden
Een ronde cirkel
De witte sneeuw
Het groene gras
Slide 2 - Tekstslide
Pleonasme
Als je ergens de nadruk op wilt leggen, kun je bewust een pleonasme gebruiken. Het ligt dus aan de context van de zin of het een stijlfout is of niet.
Voorbeelden:
Mijn opa is een grote, vriendelijke reus.
Ik heb morgen een mondeling gesprek met mijn ouders.
Slide 3 - Tekstslide
tautologie
Een tautologie noemt een begrip tweemaal of meerdere malen, en bestaat uit twee of meerdere woorden van dezelfde woordsoort.
Voorbeelden: onmiddellijk en meteen, enkel en alleen, nooit ofte nimmer.
In veel gevallen zijn het twee zelfstandige naamwoorden of bijwoorden, vaak met het voegwoord en of of(te) ertussen.
Er zijn ook tautologieën die ingeburgerd zijn, die zijn dus normaal gemaakt door de tijd heen.
Slide 4 - Tekstslide
voorbeelden
voorbeeldzinnen tautologie:
We hebben verschillende soorten thee zoalsbijvoorbeeld muntthee, gemberthee en groene thee.
Voordat de trein vertrekt, controleert de machinist eerst of alle deuren gesloten zijn.
voorbeeldzinnen ingeburgerde tautologie:
Ze is altijd en eeuwig te laat.
Ik geef je deze boeken gratis en voor niets.
Slide 5 - Tekstslide
Quizvragen tautologie
Slide 6 - Tekstslide
Wat is de goede tautologie? (Er zijn meerdere antwoorden mogelijk).
A
Dat zal je sowieso en zeker lukken.
B
Dat zal je vast en zeker lukken.
C
Dat zal je vast wel lukken.
D
Dat zal je zeker wel lukken.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de goede tautologie? (Er zijn meerder antwoorden mogelijk)
A
In de winkel ligt nu één en hetzelfde exemplaar.
B
In de winkel ligt nu hetzelfde en identieke exemplaar.
C
In de winkel ligt nu één en vaste exemplaar.
D
In de winkel ligt nu het identieke en vaste exemplaar.
Slide 8 - Quizvraag
Welke zinnen met een tautologie zijn fout? (Er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Hij heeft nooit niks gedaan, het is altijd een ander.
B
Voordat de achtbaan vertrekt worden eerst de beugels gecheckt.
C
De reclames op tv zijn alleen maar leugens en bedrog.
D
De oude man is erg eenzaam en alleen.
Slide 9 - Quizvraag
Quizvragen pleonasme
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een goed voorbeeld van een pleonasme?
A
De snelle fietser
B
De witte sneeuw
C
Het dikke boek
Slide 11 - Quizvraag
Geef zelf een voorbeeld van een pleonasme.
Slide 12 - Open vraag
Welk voorbeeld klopt niet?
A
Het voorwerp is omlaag gevallen.
B
De ronde cirkel
C
Een geslaagd succes
D
De houten schuur
Slide 13 - Quizvraag
Verschil tussen pleonasme en tautologie.
Het verschil is dat een pleonasme bestaat uit een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord beschrijft een eigenschap van het zelfstandig naamwoord nog een keer.
Een tautologie is een combinatie van twee gelijke woorden met dezelfde betekenis. Bij een tautologie is een van de woorden niet belangrijk, het maakt niet uit welke. Bij een pleonasme is alleen het bijvoeglijk naamwoord overbodig.