Hoofdstuk 3 paragraaf 2

Welkom!
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen.

Blader naar hoofstuk 3.2, bladzijde 78.

"Hoeveel levert het op?"
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen.

Blader naar hoofstuk 3.2, bladzijde 78.

"Hoeveel levert het op?"

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was het  ook alweer? 3.1


Productiefactoren: natuur, arbeid,kapitaal en ondernemerschap

--> beloningen?


Variabele en vaste kosten


afschrijving


Slide 2 - Tekstslide

3.1 Wat zijn de kosten 
Bepalen verkoopprijs en consumentenprijs
  • inkoopprijs
  • brutowinstmarge +
  • verkoopprijs
  • btw                          +
  • consumentenprijs
Vraag 12

Hiermee bereken je de kostprijs, verkoopprijs en consumentenprijs

PER STUK

Slide 3 - Tekstslide

Schema

inkoopprijs

+ Brutowinstmarge (meestal in % van de inkoopprijs)

= verkoopprijs

+BTW

= Consumentenprijs

Slide 4 - Tekstslide

Schema

inkoopprijs                          100%

+ Brutowinstmarge           30%   

= verkoopprijs                    130 %  (dus inkoopprijs x 1,30)


Verkoopprijs (nu ga je weer uit van) 100%

+BTW                                                                 21%

= Consumentenprijs                                 121% dus verkoopprijs x 1,21

Slide 5 - Tekstslide

Schema andersom

Consumentenprijs : 1,21 = verkoopprijs zonder BTW

of bij 6%  consumentenprijs    :1,06


Verkoopprijs : 1,30 (bij 30% brutowinstmarge) = inkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

3.2 Hoeveel levert het op? 
Omzet
Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.

Slide 7 - Tekstslide

Ik weet hoe ik de omzet kan uitrekenen
Omzet
Het totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.
afzet x verkoopprijs
Aantal verkochte producten
Prijs waarvoor de producten zijn verkocht
  • Bijvoorbeeld: 
  • Piet verkoopt 100 zakken chips voor 1,20 per stuk. 
  • Afzet = €100
  • Omzet = €100 x 1,20 = €120

Slide 8 - Tekstslide

Ik weet hoe ik de brutowinst kan uitrekenen
Brutowinst
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
Omzet - Inkoopwaarde
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ik weet hoe ik de nettowinst (nettoresultaat) kan uitrekenen.
Nettoresultaat
De brutowinst min de bedrijfskosten. Let op: dit kan nettowinst of nettoverlies zijn.
Brutowinst - bedrijfskosten
  • Omzet
  • Inkoopwaarde -
  • Brutowinst
  • Bedrijfskosten -
  • Nettoresultaat

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht - Chips verkopen
Resultaat september:
Verkocht 6500 zakken chips
inkoopprijs €0,80
verkoopprijs €1,20
Personeelskosten €800
Huur €500
Stroom €300
Bereken
1.  De afzet
2. De omzet
3. De brutowinst
4. De nettowinst
Maak de opdracht eerst alleen, daarna vergelijken in je groepje. Kom tot het beste antwoord. 
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht - Chips verkopen
Resultaat september:
Verkocht 6500 zakken chips
inkoopprijs €0,80
verkoopprijs €1,20
Personeelskosten €800
Huur €500
Stroom €300
Bereken
1.  De afzet
  • 6500 zakken chips

2. De omzet
  • €6500 x €1,20 = €7800

3. De brutowinst

  • Omzet- inkoopwaarde (€5200) = €2600

4. De nettowinst (brutowinst - bedrijfskosten)
  • €2600 - €1600 = €1000

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan de arbeidsproductiviteit berekenen
Berekenen arbeidsproductiviteit
Totale productie in een periode
aantal werkenden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoe kan je arbeidsproductiviteit verbeteren?
- Technologische ontwikkelingen
- Scholing (uitvoerende en leidinggevende functies)
- Beloning
- Verbeteren van de arbeidsomstandigheden

Voorbeelden?

Slide 16 - Tekstslide

Stijgt of daalt de kostprijs per product?
  • Kostprijs per product daalt

Slide 17 - Tekstslide

Productiecapaciteit
Hoeveel je maximaal kan produceren met beschikbare kapitaalgoederen en arbeidskrachten

Slide 18 - Tekstslide

Productiecapaciteit vs arbeidsproductiviteit
Productiecapaciteit: hoeveel kan er gemaakt worden?

Arbeidsproductiviteit: Hoeveel wordt er daadwerkelijk gemaakt per werknemer.

Slide 19 - Tekstslide

Om het nettoresultaat te berekenen haal ik van de brutowinst de inkoopkosten af.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat reken je uit als je de afzet x de prijs doet?
A
Nettowinst
B
Omzet
C
Verkoopprijs
D
BTW

Slide 21 - Quizvraag

Door scholing kan een bedrijf de ... verhogen. Wat moet op de puntjes komen?
A
Productiecapaciteit
B
Arbeidsproductiviteit

Slide 22 - Quizvraag

Door scholing kan een bedrijf de ... verhogen. Wat moet op de puntjes komen?
A
productiecapaciteit
B
arbeidsproductiviteit

Slide 23 - Quizvraag

Hoe verhoog je de
arbeidsproductiviteit

Slide 24 - Woordweb

Arbeidsproductiviteit verhogen
- Scholing
- Betere machines
- Personeel extra belonen wanneer ze hard werken (bonus)
- Goede arbeidsverdeling (specialiseren)

Slide 25 - Tekstslide

Maken t/m 24

  • Maken t/m 24  


Noteer in je agenda

- volgende les af par 2.

Vraag 13 t/m 24

Blz. 78
+ geleerd par 1/2




Slide 26 - Tekstslide