P2 W8.1 2F - Gramm 4.1 + 4.2

Planning
  • Uitleg 
  • Opdrachten maken
  • Check
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Uitleg 
  • Opdrachten maken
  • Check

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent meervoud?

Slide 2 - Woordweb

Meervoud
  • De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
  • Het meervoud eindigt bijna altijd op –en of –s.
  • Dus het zelfstandignaamwoord + -en of + -s.
  • Latijnse woorden die op –um eindigen mag je vaak zowel –a als –ums gebruiken.
  • Woorden die eindigen op –icus, gebruik je –ici.




Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op -en
  • Deur-deuren;
  • Pas de spelling aan waar nodig: schuur – schuren, tas, tassen.
  • Geen dubbele medeklinker als een woord eindigt op –ik, -el, -et of –es. En de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt. (Monnik-Monniken, middel-middelen).
  • Voeg een –ën toe, als je in de knoei komt met de uitspraak. LET OP: eindigt het woord op –ie en valt daar de klemtoon niet op, GEEN extra –e.

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud op -s
  • -s vast aan het woord schrijven als het woord eindigt op: -e, -é, -eau, -ay, -ey, -oy, en –ui.
  • Gebruik een apostrof ‘s, als het woord eindigt op: -a, -I, -o, -u, -y.
  • Ook gebruik je ‘s, dus de apostrof, als het gaat om afkortingen.



Slide 5 - Tekstslide

Het meervoud van museum is:
A
museums
B
musea
C
museums en musea
D
museum heeft geen meervoud

Slide 6 - Quizvraag

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 7 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Op een rijtje
Wel een -n-
Geen -n-
een -s-
Als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.

 
Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.
Het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s: hoogtes en hoogten, dus: hoogtepunt.

Het linkerwoord heeft geen meervoud: tarwebloem, roggebrood.

Van het linkerwoord is er maar één: maneschijn, zonnebank.

Het linkerwoord is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: rodekool, verrekijker; jokkebrok, lachebek.

Het linkerwoord versterkt het rechterwoord: beresterk, apetrots.

In veel ouderwetse samenstellingen: bakkebaard, nachtegaal, schattebout.
Schrijf -s, als je die klank in vergelijkbare samenstellingen ook hoort: personeelsbeleid, dus ook personeelschef; stationsplein, dus ook Stationsstraat.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is juist?
A
groentespakket
B
groentepakket
C
groentenpakket

Slide 11 - Quizvraag

Waarom is het erwtensoep en geen erwtesoep?

Slide 12 - Open vraag

Wat is juist?
A
boordevol
B
boordenvol
C
boordesvol

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is het varkenspoot en geen varkenpoot?

Slide 14 - Open vraag

Waarom is het huilebalk en geen huilenbalk?

Slide 15 - Open vraag

Aan het werk
  • Gramm 4.1: Oef 1, 2 en E1;
  • Gramm 4.2: Oef. 2, 3 en E1.

Slide 16 - Tekstslide