In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Taal
Dierentuin
Woordenschat
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Welk woord hoort bij dit plaatje?
Slide 4 - Open vraag
Welk woord hoort hier niet bij?
A
ei
B
jong
C
welp
D
kind
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord hoort bij deze betekenis?
Iemand die altijd veel geluk heeft.
Slide 6 - Open vraag
Welk woord hoort bij deze betekenis? Je betaalt voor een heleboel keer tegelijk. Hiermee kan je bijvoorbeeld een jaar lang naar de dierentuin of krijg je elke week een tijdschrift.
Slide 7 - Open vraag
Welk woord hoort bij deze betekenis?
De baas van een school of van een bedrijf.
Slide 8 - Open vraag
Je kunt een abonnement nemen op een...
A
school
B
pretpark
Slide 9 - Quizvraag
Waar kun je directeur van zijn?
A
een bedrijf
B
een familie
Slide 10 - Quizvraag
Een geluksvogel is iemand die...
A
veel van vogels houdt
B
vaak geluk heeft
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat betekent 'de oprichting'?
A
dat iets begint te bestaan
B
dat iets een bepaald aantal jaren bestaat
C
dat er jongen worden geboren
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als 'baren'?
A
bevallen
B
beven
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als 'uitsterven'?
A
geboren worden
B
verdwijnen
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als 'dierentransport'?
A
dieren
B
dierenvervoer
Slide 16 - Quizvraag
Welk woord betekent ongeveer hetzelfde als 'territorium'?
A
leefgebied
B
aquarium
Slide 17 - Quizvraag
Welk woord hoort bij deze betekenis?
Een dier dat kruipt en eieren legt.
Slide 18 - Open vraag
Welk woord hoort bij deze betekenis?
Als het erg warm en vochtig is.
Slide 19 - Open vraag
Welk woord hoort bij deze betekenis?
Diersoorten die bijna niet meer voorkomen.
Slide 20 - Open vraag
Dit was het einde van de les. Hoe goed ken jij de woorden van dit thema?