Vragende, ontkennende zinnen en irregular verbs

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Is the use correct or false?
He doesn't likes school.

1. Correct
2. False

Is the use correct or false?
I didn't go to school on Monday.

1. Correct
2. False

Is the use correct or false?
I go to work every Sunday.

1. Correct
2. False

Is the use correct or false?
I likes to do my homework.

1. Correct
2. False

Zet de volgende zin om in een vraag zin.
I make dinner for my family every day.

Zet de volgende zin om in een vraagzin.
I went to the Efteling on Sunday.

Zet de volgende zin om in een ontkennende zin.
I go to the gym every week.

Zet de volgende zin om in een ontkennende zin.
I went to school yesterday.

Geef de verleden tijd voor het onregelmatige werkwoord fall.

Geef de verleden tijd voor het onregelmatige werkwoord keep.

Geef de verleden tijd voor het onregelmatige werkwoord make.

Geef de verleden tijd voor het onregelmatige werkwoord give.