tarea 1 en tarea 2 hebt ingevuld in je woordenlijst.
Leer woordenschat 2.2
(de uitwerkingen vind je nogmaals op de volgende pagina's)
Zorg dat je de woordenschat goed bijhoudt gedurende deze periode.
Uiteindelijk ben je hier erg blij mee, zodat je niet alles tegelijk hoeft te doen aan het einde van de periode. Zet 'm op!
Slide 12 - Tekstslide
de moeder
de oma
de opa en oma
de broer
de oom
de dochter
de kinderen (zonen en dochters)
de neef
de neven en nichten
Slide 13 - Tekstslide
de neef (oom/tante zegger)
de kleinzoon
de de kleindochter
de de vrouw/echtgenote
Slide 14 - Tekstslide
2.1 el aspecto físico
Wanneer gebruik je delgado, guapo? En wanneer delgada, guapa?
Hij/zij is dik.
Hij/zij is knap.
Hij/zij is jong.
Hij/zij is oud.
Hij/zij is kaal.
Het zijn bijvoeglijk naamwoorden. Als ze iets zeggen over een jongen dan gebruik je de mannelijke vorm (o). Als ze iets zeggen over een meisje dan gebruik je de vrouwelijk vorm (a).
El chico guapo. (de knappe jongen)
La chica guapa. (het knappe meisje)
Slide 15 - Tekstslide
Hij/zij heeft grote ogen
Hij/zij heeft blauwe ogen
Hij/zij heeft groene ogen
Hij/zij heeft zwarte ogen
Hij/zij heeft bruine ogen
Hij/zij heeft donker haar.
Hij/zij heeft kastanjebruin haar.
Hij/zij heeft krullen.
Hij/zij heeft lang haar.
Hij/zij heeft kort haar.
PELO RUBIO
Rubio zegt iets over pelo. Pelo is mannelijk (eindigt op een o).
CARMEN ES RUBIA
Rubia zegt nu iets over Carmen. Carmen is een meisje, dus vrouwelijk.