In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.
* Wat weet je nog?
* Theorie H4 herhalen
* Afmaken opdracht h4
* Theorie H5 (nieuw)
* Aan de slag!
Wat weet je nog? (1)
Op school gaat de tijd meestal traag, maar vrije tijd gaat juis snel voorbij.
1. Aan welk woord zie je dat er een tegenstelling in de zin staat?
2. Welke tegenstelling zie je in deze zin?
Ik wilde iets vergroten op het kopieerapparaat. Ik drukte echter op de knop van verkleinen.
Letterlijk = echte gebeurtenis
Figuurlijk = neppe gebeurtenis
Wie kan een voorbeeld noemen die letterlijk bedoeld is?
Wie kan een voorbeeld noemen die figuurlijk bedoeld is?
Tegenstelling betekent het tegenovergestelde van iets.
Je kunt een tegenstelling herkennen aan 4 woorden:
Maar
Echter
Toch
Daarentegen
Prijsverhoging --> samengesteld woord
Welke twee woorden herken je hierin?
Hergebruiken --> voorvoegsel
Her- = opnieuw, dus...
Smakeloos --> achtervoegsel
-loos = zonder, dus...
Voorvoegsel betekent een los woord voor een bestaand woord.
Achtervoegsel betekent een los woord achter een bestaand woord.
Maken opdracht 1 t/m 3 op de iPad (woordenschat H5)
Klaar?
Controleer of je ergens veel fouten had --> daar vraag je extra uitleg over!
Maken opdracht 1 t/m 2 woordenschat H5 op de iPad.
Let op! Ik kan zien of je het wel/niet gemaakt hebt en hoe je hierop hebt gescoord!