H3 Klimaat formatieve toets havo/vwo

Oefentoets H3 Klimaat
Laat maar zien hoeveel je geleerd hebt!
Na de toets kun je zien hoe ver je bent gevorderd.
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H3 Klimaat
Laat maar zien hoeveel je geleerd hebt!
Na de toets kun je zien hoe ver je bent gevorderd.

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de namen van de 8 klimaten naar de juiste plek:
Tropisch regenwoudklimaat
Gematigd zeeklimaat
Toendraklimaat
Savanneklimaat
Poolklimaat
Steppeklimaat
Woestijnklimaat
Landklimaat

Slide 2 - Sleepvraag

Hoe hoger, hoe ...?
A
Warmer
B
Kouder

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer je een berg beklimt, zul je steeds minder begroeiing op de berg tegenkomen. Dit komt doordat
A
de atmosfeer van onderaf wordt opgewarmd.
B
de mensen de bomen hebben gekapt.
C
hoger op de berg minder neerslag valt.
D
sneeuw begroeiing onmogelijk maakt.

Slide 4 - Quizvraag


Ik sta op de top van een berg waar het -18˚C is.
De berg is 6.500 meter hoog.
Ik wil naar beneden!
Wat is de temperatuur helemaal beneden?
A
21˚C
B
18˚C
C
24˚C
D
0˚C

Slide 5 - Quizvraag

EGB gaat weer wielrennend een berg op.
Onder in het dal is het 18 graden. De top van de berg ligt 1800 meter hoger. Wat is de temperatuur op de top?
A
0 graden
B
2 graden
C
7,2 graden
D
5 graden

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m dat je hoger op een berg komt?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 7 - Quizvraag

Hoe hoger de breedte, hoe.........het klimaat
A
warmer
B
kouder
C
natter
D
droger

Slide 8 - Quizvraag

De warmte die de aarde van de zonnestralen op hoge breedte ontvangt, hangt af van twee dingen:
A
invloed van de zee
B
hoogteligging
C
moment van de dag
D
tijd van het jaar

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden passen op de puntjes.
Let op je hoeft niet alle woorden te verslepen!
De aarde ontvangt  ........................... van de zon.
De atmosfeer wordt verwarmd door ..................
warmte
zonnestraling
de aarde
de zon

Slide 10 - Sleepvraag

Zonnestraling en warmte zijn hetzelfde.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Het is warm in het tropisch regenwoud door:
A
Het afbranden van de bossen
B
De zon die loodrecht op de evenaar schijnt
C
De stand van de maan
D
De ingebouwde kachels

Slide 12 - Quizvraag

Op hoge breedte is een hoge zonnestand.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Op lage breedte hoeft een bundel zonnestralen een kleiner oppervlakte te verwarmen dan op hoge breedte.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

kleine schaduw
lage zonnestand
Klein oppervlak wordt verwarmd
lange afstand door de atmosfeer
Kleine invalshoek

Slide 15 - Sleepvraag

Leg uit op welke manier je de gemiddelde dagtemperatuur kunt bereken.

Slide 16 - Open vraag

Op lage breedte heb je seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

In Nederland zijn het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur zeer groot.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

aardas
Noordpool
noordelijk halfrond
evenaar
zuidelijk halfrond
Zuidpool

Slide 19 - Sleepvraag

Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn.
A
Juist
B
Onjuist
C
-
D
-

Slide 20 - Quizvraag

De scheve aardas is de oorzaak van de seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel graden staat de aardas scheef?
A
3,5 graden
B
13,5 graden
C
23,5 graden
D
33,5 graden

Slide 22 - Quizvraag

Waar zorgt de scheefstand van de aardas voor?
A
dag en nacht
B
zomer en winter

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten noorden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten zuiden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de beste verklaring voor het mooie weer in de zomer?
A
In de zomer is de dampkring op ons halfrond dunner
B
In de zomer staat de aarde dichter bij de zon
C
In de zomer staat de zon hoger door de scheve aardas

Slide 26 - Quizvraag

Neerslag ontstaat als ...
A
de waterdamp verdampt
B
de waterdamp warmer wordt
C
de waterdamp kouder wordt en condenseert
D
de waterdamp warmer en condenseert

Slide 27 - Quizvraag

Je ziet hier...
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen

Slide 28 - Quizvraag

In Nederland hebben we meestal te maken met...
A
B
C

Slide 29 - Quizvraag

Op de afbeelding
zie je...
A
Stijgingsregen
B
Frontale regen
C
Stuwingsregen

Slide 30 - Quizvraag

Stijgingsregen ontstaat bij een gebertgte.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je:
A
Kleine kringloop van het water
B
Stijgingsregen
C
Luchtdrukstromen
D
De grote waterkringloop

Slide 32 - Quizvraag

Welke neerslag komt voor bij de evenaar?
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale neerslag
D
Sneeuw

Slide 33 - Quizvraag

In Nederland hebben vooral te maken met
A
stijgingsregen
B
stuwingsregen
C
frontale regen
D
met alle drie!

Slide 34 - Quizvraag

De juiste volgorde van het ontstaan van stijgingsregen is ..
A
verdamping, opwarming, condensatie, afkoeling
B
afkoeling, daling, condensatie, verdamping
C
verdamping, condensatie, afkoeling, opwarming
D
opwarming, verdamping, afkoeling, condensatie

Slide 35 - Quizvraag


Op de afbeelding zie je 2 soorten regen.

Welke 2 soorten regen?
A
Plaatje 1 = Stijgingsregen, Plaatje 2= Stuwingsregen
B
Plaatje 1= Stuwingsregen, Plaatje 2= Stijgingsregen
C
Plaatje 1= Frontale regen, Plaatje 2= Stijgingsregen
D
Plaatje 1= Stuwingsregen, Plaatje 2= Frontale regen.

Slide 36 - Quizvraag

De loefzijde is.....
A
Droog
B
Nat

Slide 37 - Quizvraag

Welke neerslag zie je in het tropisch regenwoud?
A
stuwingsregen
B
frontale regen
C
sneeuw
D
stijgingsregen

Slide 38 - Quizvraag

In de winter is het zeewater langs de Nederlandse kust meestal warmer dan het land. Welke verklaring is er voor dit warme zeewater?
A
Het zeewater is nog warm van de zomer die voorbij is.
B
Rivierwater is niet zo koud. Als dat water in zee komt, stijgt de temperatuur van het zeewater.
C
De Noordzee is erg ondiep. Met een beetje zonlicht wordt het water al warm.
D
De warmte van het land wordt afgegeven aan de zee

Slide 39 - Quizvraag

Binnen een klein land als Nederland zijn er verschillen in weer en klimaat. Welk kenmerk hoort bij welk gebied? Maak de juiste letter-cijfercombinaties.

Slide 40 - Open vraag

Bijna iedereen is het erover eens dat het klimaat verandert. Welke veranderingen zijn dat waarschijnlijk?
A
De temperatuur stijgt en er zal meer regen vallen.
B
De temperatuur stijgt en er zal minder regen vallen.
C
De temperatuur daalt en er zal meer regen vallen.
D
D De temperatuur daalt en er zal minder regen vallen.

Slide 41 - Quizvraag

Bij welke windrichting is er in Nederland sprake van een aanlandige wind?
A
bij westenwind
B
bij noordenwind
C
bij oostenwind
D
bij zuidenwind

Slide 42 - Quizvraag

Het is een mooie dag in de zomer. De zon schijnt de hele dag. De zandkorrels op het strand worden heet. Maar het water van de Noordzee blijft fris. Hoe verklaar je dit verschil?
A
Het water weerkaatst het zonlicht, zodat het niet zo warm kan worden als het zand.
B
Op het strand zijn veel mensen. Die houden de warmte van de zon vast.
C
Het water van de zee is ijskoud. Het duurt lang voordat het warm wordt.
D
Van het zand wordt alleen de bovenlaag warm, van het water ook de diepere lagen.

Slide 43 - Quizvraag

Amsterdam en Saratov liggen op ongeveer gelijke breedte. In Amsterdam is de temperatuur in juli gemiddeld 17 °C en in Saratov stijgt de temperatuur in juli tot 20 °C. Leg uit hoe het kan dat de temperatuur in Amsterdam in de maand juli lager is dan de temperatuur in Saratov.

Slide 44 - Open vraag

Welke van de onderstaande uitspraken zijn juist?
A
Het weer kan op dezelfde dag in Nederland verschillen.
B
De kans op een grote schaatswedstrijd in Zuid-Limburg is groter dan in Noord-Nederland.
C
Wanneer het vriest in Noord-Nederland is de temperatuur aan de kust nog kouder.
D
Wanneer het vriest in Noord-Nederland kun je in Zuid-Limburg soms al met je jas aan op het terras in de zon zitten.

Slide 45 - Quizvraag

Welke conclusie is juist?
A
Een zeeklimaat is in de zomer warmer en in de winter kouder dan een landklimaat.
B
Een zeeklimaat is in de zomer kouder en in de winter warmer dan een landklimaat.
C
Een zeeklimaat is in de zomer en in de winter warmer dan een landklimaat.
D
Een zeeklimaat is in de zomer en in de winter kouder dan een landklimaat.

Slide 46 - Quizvraag