herhalen

                                H3: Klimaten

                                  oefentoets
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

                                H3: Klimaten

                                  oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Hoe hoger, hoe ...?
A
Warmer
B
Kouder

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer je een berg beklimt, zul je steeds minder begroeiing op de berg tegenkomen. Dit komt doordat
A
de atmosfeer van onderaf wordt opgewarmd.
B
de mensen de bomen hebben gekapt.
C
hoger op de berg minder neerslag valt.
D
sneeuw begroeiing onmogelijk maakt.

Slide 3 - Quizvraag

EGB gaat weer wielrennend een berg op.
Onder in het dal is het 18 graden. De top van de berg ligt 1800 meter hoger. Wat is de temperatuur op de top?
A
0 graden
B
2 graden
C
7,2 graden
D
5 graden

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m dat je hoger op een berg komt?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 5 - Quizvraag

Hoe hoger de breedte, hoe.........het klimaat
A
warmer
B
kouder
C
natter
D
droger

Slide 6 - Quizvraag

De warmte die de aarde van de zonnestralen op hoge breedte ontvangt, hangt af van twee dingen:
A
invloed van de zee
B
hoogteligging
C
moment van de dag
D
tijd van het jaar

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden passen op de puntjes.
Let op je hoeft niet alle woorden te verslepen!
De aarde ontvangt  ........................... van de zon.
De atmosfeer wordt verwarmd door ..................
warmte
zonnestraling
de aarde
de zon

Slide 8 - Sleepvraag

Zonnestraling en warmte zijn hetzelfde.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Op hoge breedte is een hoge zonnestand.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Op lage breedte hoeft een bundel zonnestralen een kleiner oppervlakte te verwarmen dan op hoge breedte.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

kleine schaduw
lage zonnestand
Klein oppervlak wordt verwarmd
lange afstand door de atmosfeer
Kleine invalshoek

Slide 12 - Sleepvraag

Op lage breedte heb je seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

In Nederland zijn het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur zeer groot.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn.
A
Juist
B
Onjuist
C
-
D
-

Slide 15 - Quizvraag

De scheve aardas is de oorzaak van de seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Waar zorgt de scheefstand van de aardas voor?
A
dag en nacht
B
zomer en winter

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer zie je het juiste seizoen afgebeeld staan voor Nederland?
 zomer
herfst
winter
zon
lente

Slide 18 - Sleepvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten noorden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten zuiden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 20 - Quizvraag

Neerslag ontstaat als ...
A
de waterdamp verdampt
B
de waterdamp warmer wordt
C
de waterdamp kouder wordt en condenseert
D
de waterdamp warmer en condenseert

Slide 21 - Quizvraag

Je ziet hier...
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
frontale regen

Slide 22 - Quizvraag

In Nederland hebben we meestal te maken met...
A
B
C

Slide 23 - Quizvraag

Op de afbeelding
zie je...
A
Stijgingsregen
B
Frontale regen
C
Stuwingsregen

Slide 24 - Quizvraag

Stijgingsregen ontstaat bij een gebertgte.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je:
A
Kleine kringloop van het water
B
Stijgingsregen
C
Luchtdrukstromen
D
De grote waterkringloop

Slide 26 - Quizvraag

Welke neerslag komt voor bij de evenaar?
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale neerslag
D
Sneeuw

Slide 27 - Quizvraag

De juiste volgorde van het ontstaan van stijgingsregen is ..
A
verdamping, opwarming, condensatie, afkoeling
B
afkoeling, daling, condensatie, verdamping
C
verdamping, condensatie, afkoeling, opwarming
D
opwarming, verdamping, afkoeling, condensatie

Slide 28 - Quizvraag


Op de afbeelding zie je 2 soorten regen.

Welke 2 soorten regen?
A
Plaatje 1 = Stijgingsregen, Plaatje 2= Stuwingsregen
B
Plaatje 1= Stuwingsregen, Plaatje 2= Stijgingsregen
C
Plaatje 1= Frontale regen, Plaatje 2= Stijgingsregen
D
Plaatje 1= Stuwingsregen, Plaatje 2= Frontale regen.

Slide 29 - Quizvraag

De loefzijde is.....
A
Droog
B
Nat

Slide 30 - Quizvraag