Zenuwstelsel

Zenuwstelsel
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen vorige les
Hormoonstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Exocriene klieren
Endocriene klieren
Endo-exocriene klieren
Produceren geen hormonen maar andere stoffen.
Produceren hormonen en andere stoffen.
Produceren alleen hormonen en hebben geen afvoerbuis.

Slide 3 - Sleepvraag

Histamine veroorzaakt?
A
Vlekkerige roodheid aan het huidoppervlak
B
Egale roodheid

Slide 4 - Quizvraag

Thyroxine wordt geproduceerd door
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Schildklier

Slide 5 - Quizvraag

Noradrenaline wordt onder ander geproduceerd door
A
Het niermerg
B
Het bijniermerg
C
Het bijnierschors

Slide 6 - Quizvraag

De hormonen die de bloedsuikerspiegel verlagen en verhogen zijn
A
Cortisol en adrenaline
B
Glucagon en insuline
C
Insuline en adrenaline

Slide 7 - Quizvraag

Welke hormonen beïnvloeden de ontwikkeling van de borsten bij vrouwen
A
Androgenen
B
Groeihormonen
C
Oestrogenen

Slide 8 - Quizvraag

Welke hormonen worden ook wel vlucht/vechthormonen genoemd?
A
Adrenaline en noradrenaline
B
Insuline en adrenaline
C
Insuline en glucagon

Slide 9 - Quizvraag

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
Alvleesklier
B
Bijnieren
C
Schildklier

Slide 10 - Quizvraag

Welk hormoon veroorzaakt hoofpijn, gezwollen spieren en buikpijn bij de menstruatie?
A
Oestrogeen
B
Progesteron
C
Follikelstimulerend hormoon

Slide 11 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt voor een stijging van de suikerspiegel?
A
Glucagon
B
Insuline
C
Glucose

Slide 12 - Quizvraag

Welke verandering van het lichaam kan plaatsvinden bij een hyperfunctie van de schildklier
A
Verlaagde lichaamstemperatuur
B
Vermindering van gewicht
C
Toename van gewicht

Slide 13 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kan de verschillende soorten prikkels benoemen.
  • Je kan de verschillende zenuwstelsel benoemen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor 5 zintuigen kennen we?

Slide 15 - Open vraag

Prikkels
Je lichaam kan op verschillende manier informatie ontvangen en reageert daarop. De informatie wordt in de vorm van prikkels door je lichaam gestuurd en op de juiste plek verwerkt. 

  • Prikkels komen van buitenaf je lichaam binnen, via zintuigen.  De prikkels die de zintuigen  ontvangen worden verwerkt in de hersenen. 
  • Zintuig =  een orgaan dat signalen opvangt uit de buitenwereld en omzet in een prikkel. 
  • 5 zintuigen: Gevoelszintuig = de huid, Reukzintuig = de neus, Smaakzintuig = de tong, Gehoorzintuig = oren, gezichtszintuig = ogen.
  • Er zijn 3 soorten prikkels: 
Sensibele prikkels/gevoelsprikkels = Tast, druk, warmte en kou.  (afferent naar hersenen toe)
Sensorische prikkels/zintuigelijke prikkels = Zicht, gehoor, reuk en smaakt. (afferent naar hersenen toe)
Motorische prikkels/ bewegingsprikkels = Prikkels vanuit de hersenen , zorgen voor beweging van spieren en activeren van klieren. (efferent van de hersenen af)

Slide 16 - Tekstslide

Prikkelgeleiding
  • Prikkels worden doorgegeven door zenuwen = bundel van zenuwcellen. 
  • Zenuwcel = neuron : bevat meerdere dendrieten en één neuriet.
  • Neuriet/Axon = Lange uitlopers en geleiden prikkels van de zenuwcel af. 
  • Dendrieten = Korte uitlopers en geleiden prikkels naar de zenuwcel toe. Vangt prikkels vanuit je zintuigen. 
  • Receptoren = Kunnen bepaalde prikkels ontvangen en doorgeven. 
  • Wanneer een prikkel via een zintuig het lichaam binnenkomt maak het lichaam een elektrisch signaal aan = Impuls
  • Synaps = De plek waar de impuls overspringt.
  • Myelineschede = Vettige laag om de neuriet, werkt als isolator. Versneld de prikkelgeleiding.
Neurotransmitters = Chemische stoffen ontstaan op de plek van de synaps. Zoals Acetylcholine en Noradrenaline. Bij motorische prikkels vormt zich alleen acetylcholine. Bij sensibele prikkels vormt zich zowel acetylcholine en noradrenaline.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Verschillende zenuwstelsel
  • Centrale zenuwstelsel: Hersenen en Ruggenmerg
  • Perifeer zenuwstelsel: Hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen. Alle zenuwen buiten het centraal zenuwstelsel. 
  • Autonome zenuwstelsel/vegetatieve zenuwstelsel = zenuwstelsel dat je niet kunt aansturen. bv. dit stuurt je hartslag aan en de assimilatie en dissimilatie.
  • Animaal zenuwstelsel: zenuwstelsel dat je zelf kunt aansturen. bv. mimische spieren, skeletspieren. Ontvangt sensorische en sensibele prikkels.

Slide 19 - Tekstslide

Centraal zenuwstelsel
  • Bestaat uit hersenen en ruggenmerg. 
  • Verantwoordelijk voor prikkelgeleiding en bewuste en onbewuste acties van de mens.
  • Hersenen: Sturen alle willekeurige en onwillekeurige handelingen in het lichaam aan. 
  • Grote hersenen: Bestaan uit 2 hersenhelften/hemisferen. Zorgen voor ons bewustzijn, geheugen, gevoel en de willekeurige spierbewegingen en coördineren alle sensorische prikkels die binnenkomen. Hersenhelften zijn verbonden door een hersenbalk. Hier liggen de zenuwbundels die de linker en rechterhersenhelft met elkaar verbinden. Buitenste laag van de grote hersenen = Hersenschors = Grijze stof. Binnenste gedeelte van de hersenen = hersenmerg = Witte stof.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Hersenschors & Hersenmerg
Hersenschors = Buitenste laag van de hersenen. Grijs van kleur door de opeenhoping van zenuwcellichamen. Elk gedeelte van de hersenschors heeft zijn eigen specialisatie.

Hersenmerg= Binnenste gedeelte van de hersenen. Geeft impulsen vanuit het hele lichaam aan de hersenschors door en andersom.
Wit van kleur door de neurieten en de myelinescheden daar om heen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hersenvliezen en Hersenvocht
Om de grote hersenen heen liggen drie hersenvliezen:
  • Harde hersenvlies (dura matter): Ligt direct tegen de schedel aan
  • Het spinnenwebvlies (arachnoidea): middelste vlies en bevat bloedvaten die de hersenen voeden.
  • Het zachte hersenvlies (pia mater): Zit om alle plooien van de hersenen heen.

Hersenvocht: Bevindt zich tussen de hersenvliezen. Werkt als stootkussen voor de hersenen. Vervoert voedings- en afvalstoffen. Hersenvocht met de afvalstoffen worden afgevoerd door bloed en lymfe. 


Slide 24 - Tekstslide

Kleine hersenen
  • Liggen aan de achterkant van het hoofd, onder de grote hersenen. 
  • Coördineren houding en beweging samen met het evenwichtsorgaan in het oor.
  •  Zorgen ervoor dat de juiste dosering prikkels bij de spieren aankomt.

Slide 25 - Tekstslide

Hersenstam
  • Ligt tussen de hersenen en het ruggenmerg in. 
  • Geleidt prikkels van en naar de grote en kleine hersenen. 
  • Op de overgang van de hersenstam naar het ruggenmerg vindt de kruising van de zenuwen plaats. 
  • Hersenstam bestaat uit:  
- Middenhersenen: Regelen de onwillekeurige bewegingen in het lichaam.
- Pons: Wordt ook wel de brug van Varol genoemd. Verbinding tussen grote en kleine hersenen.
- Verlengde merg: Worden de vitale functies aangestuurd zoals ademhaling en de hartfunctie.  

Slide 26 - Tekstslide

Ruggenmerg
  • Ligt in de wervelkolom 
  • Begint bij de hersenstam en eindigt bij de tweede lendenwervel.
  • Geleidingsorgaan geeft prikkels door aan de hersenen en stuurt prikkels vanuit de hersenen aan het lichaam.
  • Reflex orgaan zorgt ervoor dat het lichaam snel kan reageren op prikkels. Een reflex vindt plaats buiten de hersenen om. De verkorte route die de prikkel aflegt, heet de reflexboog.
  • Witte stof: zorgt voor zenuwimpulsen via het ruggenmerg van en naar de hersenen.
  • Grijze stof: geeft prikkels door
  • Achterhoorn: liggen sensibele zenuwcellen. Gevoelsprikkels komen vanuit de achterwortel het ruggenmerg binnen.
  • Voorhoorn: liggen de motorische zenuwcellen. Geleiden prikkels van het centrale zenuwstelsel via de voorwortel naar de spieren en klieren toe.

Slide 27 - Tekstslide

Bouw ruggenmerg

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Het verlengde merg is een gedeelte van
A
de hersenbalk
B
de hersenstam
C
het ruggenmerg

Slide 30 - Quizvraag

Welke stoffen dienen als neurotransmitters
A
noradrenaline en acetylcholine
B
histamine en insuline
C
thyroxine en noradrenaline

Slide 31 - Quizvraag

Hoe geleidt een sensibele zenuw een prikkel
A
Van de hersenen naar het ruggenmerg
B
Van hersenen naar een spier
C
Van een zintuig naar de hersenen

Slide 32 - Quizvraag

Het ademcentrum is gelegen in
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
het verlengde merg

Slide 33 - Quizvraag

Hoe geleidt een motorische zenuw een prikkel?
A
Van de huid naar de spieren
B
Van het centrale zenuwstelsel naar een spier
C
Van de huid naar het centrale zenuwstelsel

Slide 34 - Quizvraag

Perifeer zenuwstelsel
  • Zorgt ervoor dat prikkels van en naar het centrale zenuwstelsel door worden gegeven.
  • Al het zenuwweefsel dat niet bij het centrale zenuwstelsel hoort. 
  • Bestaat uit hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen.
  • Hersenzenuwen: liggen aan de onderkant van de hersenen
  • 12 paar hersenzenuwen dit zijn motorische, sensibele en gemengde zenuwen.
  • 3 paar belangrijk voor ons als schoonheidsspecialiste:
  • Drielingszenuw
  • Aangezichtszenuw
  • Zwervende zenuw

Slide 35 - Tekstslide

Drielingszenuw/ vijfde hersenzenuw
  • Gemengde zenuw bestaat uit 3 takken:
  • Oogtak: sensibele zenuw, ligt boven de oogkasspleet verantwoordelijk voor het gevoel in het ooglid, de neus en het voorhoofd.
  • Bovenkaaktak: sensibele zenuw, ligt in de bovenkaak, onder de oograndkas, verantwoordelijk voor gevoel in de wangen, bovenkant van de mondhoeken, bovengebit en bovenlip.
  • Onderkaaktak: gemengde zenuw, ligt in het kin gedeelte van de onderkaak. Verantwoordelijk voor gevoel van de onderlip, het ondergebit, onderste deel wangen en de kin.
Aangezichtspijn = aandoening in de drielingzenuw. 

Slide 36 - Tekstslide

Aangezichtszenuw/ zevende hersenzenuw
  • Prikkelt alle mimische spieren.
  • Ligt vlak voor het oor, onder de speekselklier
  • Aangezichtsverlamming is een aandoening aan de aangezichtszenuw.   

Slide 37 - Tekstslide

Zwervende zenuw/ tiende hersenzenuw
  • Zwerft via de hals naar de borstholte en buikholte.
  • Beïnvloedt de bloeddruk en hartslag en is betrokken bij functies als slikken, spreken, afscheidingen van de maagklieren en het hongergevoel. 
  • Belangrijkste zenuw van het parasympatisch zenuwstelsel

Slide 38 - Tekstslide

Ruggenmergzenuw
  • Vanuit het lichaam komen allerlei zenuwtakken samen in de ruggenmergzenuw.
  • Treden uit in het ruggenmerg.
  • 31/32 of 33 paar uit elke wervel ontspringt een paar. Het precieze aantal wordt bepaalt door het aantal staartbeentje dat je hebt. Dit aantal is niet bij iedereen hetzelfde.
  • Te verdelen in 5 groepen: 
    - acht paar halszenuwen
    - twaalf paar borstzenuwen
    - vijf paar lendenzenuwen
    - vijf paar heiligbeenzenuwen
    - maximaal 3 paar staartbeenzenuwen

Slide 39 - Tekstslide

Autonoom zenuwstelsel/ vegetatieve zenuwstelsel
  • Zorgt voor de aansturing van de automatische lichaamsfuncties.
  • Reguleert en bestuurt de inwendige organen en processen zonder dat wij er erg in hebben. Dit gebeurt onder invloed van neurotransmitters.
  • Bestaat uit 2 delen:
    - Parasympatisch zenuwstelsel: Vooral actief als je rust. Herstel- en opbouwprocessen. Belangrijkste functie is het opslaan van energie en het aanmaken van cellen en stoffen om het lichaam te herstellen (assimilatie). Bijvoorbeeld door meer darmbewegingen en hogere nier activiteit. 
    Belangrijkste zenuwknopen zitten in de hersenstam en het heiligbeen. Tiende hersenzenuw behoort tot het parasympatisch zenuwstelsel. Prikkeloverdracht vindt plaats via de neurotransmitter: Acetylcholine.
    - Sympathisch zenuwstelsel: bevordert verbranding van cellen (dissimilatie). Zorgt ervoor dat het lichaam actieve functies kan uitvoeren. Verbeterd de werking van de skeletspieren, hartfunctie, bloedsomloop en ademhaling. De spijsvertering/darmen worden juist geremd. De prikkeloverdracht vindt plaats via neurotransmitter: Adrenaline.

Slide 40 - Tekstslide

Welke hersenzenuw hoort bij het parasympatisch zenuwstelsel
A
vijfde hersenzenuw
B
zevende hersenzenuw
C
tiende hersenzenuw

Slide 41 - Quizvraag

Waarop heeft het parasympatisch zenuwstelsel een stimulerende werking
A
Op de darmwerking
B
Op de ademhaling
C
Op de hartslag

Slide 42 - Quizvraag

Via welke neurotransmitter vindt de prikkeloverdracht plaats bij het sympathisch zenuwstelsel?
A
Adrenaline
B
Acetylcholine
C
dopamine

Slide 43 - Quizvraag

Is vooral actief als je rust
A
Parasympatisch zenuwstelsel
B
Sympathisch zenuwstelsel

Slide 44 - Quizvraag

Afsluiting
Zijn er nog vragen??

Hebben jullie de leerdoelen behaald? 
  • Je kan de verschillende soorten prikkels benoemen.
  • Je kan de verschillende zenuwstelsel benoemen.

Volgende les: Ademhaling
Voorbereiding: Lezen Hoofdstuk 9 & maken beautylevel ademhaling

Slide 45 - Tekstslide