Pragmatiek 14dec

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Pragmatiek
Pragmatiek is het gedeelte van taalkunde waarin men de relatie tussen taaluitingen en taalgebruikers bestudeert.

In de betekenis van een uiting (datgene wat iemand zegt) speelt naast zinsbetekenis ook de >intentie (=bedoeling) van de spreker een rol. Deze intentie is wél afhankelijk van de context (=situatie/omgeving,..).

 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Maak je aantekeningen tijdens mijn uitleg. (1)
Bespreek je bepaalde situaties onderling. (1)
Vertel je mij en de klas over jullie bevindingen. (1)
Doe je mee met de quizvragen. (1+2)
Oefen je met de stof door opgaven te maken. (2)
Kies je zelf welke opdrachten je gaat maken. (2)
Maar eerst.............

Slide 3 - Tekstslide

Bespreek in tweetallen jouw miscommunicaties. Beschrijf deze miscommunicatie? Waardoor ging het eigenlijk mis?
timer
4:00

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat ga je leren?
- Deixis
- Presupposities
- Maximes van Grice & het cooperatieprincipe
- Conversationele implicatuur & impliciete taaldaden
Lesdoelen:
Je kunt bovenstaande begrippen herkennen en je weet wat ze betekenen. Deze begrippen kan je einde les ook toepassen!


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn hier de deiktische woorden?

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de deiktische woorden? Voorzie de dialoog van een context.

Slide 10 - Open vraag

Vooronderstellingen/presupposities

Slide 11 - Tekstslide

Welke vooronderstellingen maak ik als ik zeg: 'Heb je je via Zermelo al ingeschreven voor het begeleidingsuur?
timer
2:00

Slide 12 - Open vraag

Werken aan Opdracht 7
Zie de scans in de classroom: opdrachten 1,2, 4 en 5.
Daarna nabespreking klassikaal.
Tweetallen mag, maar hou het volume laag
Lever in via Classroom
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Maximes van Grice

De filosoof Paul Grice stelde dat voor communicatie samenwerking nodig is. Hij maakte een lijst van een aantal regels die een rol spelen bij talige communicatie (= communicatie met taal). De basisregel noemde hij het >coöperatieprincipe. Het idee is dat het voor de spreker én de hoorder goed is om samen te werken omdat zij dan een gemeenschappelijk doel kunnen bereiken.

Slide 14 - Tekstslide

Paul Grice stelde vier conversatiemaximes (= ‘gespreksregels’) voor:

  • kwantiteit: zeg niet minder / meer dan de conversatie vereist
  • kwaliteit: zeg niets waarvan u denkt dat het niet waar is / zeg geen dingen die u niet kunt bewijzen
  • manier: wees niet onduidelijk / dubbelzinnig; wees kort / ordelijk
  • relevantie: wees relevant




Slide 15 - Tekstslide

Big bang theory
In het volgende filmpje zie je de 4 maximes voorbijkomen.
Noteer waar en welke regel/ maxime je ziet/hoort. De vraag komt er na! 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Noteer hier wat je hebt opgeschreven toen je naar het fragment keek.
timer
3:00

Slide 18 - Open vraag

Tussenstand: In hoeverre begrijpen jullie wat er besproken is?
010

Slide 19 - Poll

Waarom zeggen we niet gewoon wat we bedoelen? Wat denken jullie?

Slide 20 - Open vraag

Waarom zeggen we niet gewoon wat we bedoelen?
De eerste reden is het vermijden van gezichtsverlies. 
Stel, een tiener is verliefd op een klasgenote en wil haar mee uitvragen.
Als hij dat op een directe manier doet, wat trouwens nog niet eens zo heel makkelijk is, en ze zegt nee, dan is de kans groot dat de relatie door die afwijzing verstoord raakt.  Beide partijen proberen dat in het algemeen te vermijden. Dit doen we dan juist indirect.
De tweede reden is omdat het efficiënter is. Het is soms makkelijker, korter en simpelweg eenvoudiger om iets indirect te zeggen.


Slide 21 - Tekstslide

Coöperatie-principe
Mensen hebben het aangeboren vermogen om te begrijpen dat andere mensen net als zij het vermogen hebben om na te denken en te redeneren, en kunnen heel goed uit de context afleiden wat een ander ongeveer denkt.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Spreker A: Zou ik wat geld van je kunnen lenen?' 
Spreker B: Mijn portemonnee ligt boven. 

Uit het antwoord van spreker B kan spreker A tevens de bevestiging van zijn vraag afleiden, ook al bevat het antwoord als zodanig geen enkele expliciet geuite bevestiging of ontkenning.

Slide 23 - Tekstslide

Conversationele implicatuur
Een conversationele implicatuur is een betekenis die af te leiden is uit (‘geïmpliceeerd wordt door’) wat iemand zegt, gegeven de context waarin die dat doet.

Slide 24 - Tekstslide

Impliciete taaldaden
De meeste taaldaden zijn vaak impliciet. Dat er een taaldaad verricht wordt, is dan niet aan de vorm van de uiting te zien, maar moet worden afgeleid uit de context.

Een impliciete taalhandeling is, met andere woorden, een uiting die een andere lading heeft dan de letterlijke betekenis.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat is hier de locutie, illocutie en perlocutie?

Slide 29 - Open vraag

Keuzeopdracht
Creatief: Teken een ludieke strip (individueel). Laat in de strip duidelijk naar voren komen dat er miscommunicatie ontstaat tussen directe en indirecte taalhandelingen.
Herhalen: Wil je meer oefenen met de stof? Maak nu dan ook opdracht 2,3,10 en 11. 
Verdieping: Lees het artikel ‘Waarom drukt taal nooit precies uit wat je bedoelt?’ van Arie Verhagen en maak voor jezelf een samenvatting/mindmap.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Lever je keuzeopdracht in via Classroom. 

Slide 31 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

In de volgende mop wordt aan een aanname van het coöperatieprincipe niet voldaan. Welke?

Een boer ontmoet een andere boer en zegt: ‘Hoi Jan, mijn ezel heeft een zware darminfectie. Dat had de jouwe een tijd geleden ook? Wat had je hem toen gegeven?'
‘Terpentine', bromt Jan.
Een week later komen ze elkaar weer tegen. De eerste boer is kwaad. ‘Ik gaf mijn ezel terpentine zoals je zei en nu is hij dood.'
‘De mijne ook', zegt Jan.

A
kwantiteit
B
kwaliteit
C
manier
D
relevantie

Slide 33 - Quizvraag