W2 - L1: Vooronderstellingen

Startopdracht: (Let op: schrijf dit op)

A: Hoeveel witte zwanen zijn er op aarde?
B: Hoeveel verschillende emoties zijn er?

Leg uit waarom de eerste vraag geen filosofische vraag is en de tweede vraag wel
Welkom
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht: (Let op: schrijf dit op)

A: Hoeveel witte zwanen zijn er op aarde?
B: Hoeveel verschillende emoties zijn er?

Leg uit waarom de eerste vraag geen filosofische vraag is en de tweede vraag wel
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

  1. Startopdracht
  2. Uitleg: Vooronderstellingen
  3. Uitleg: Vooronderstellingen herkennen
  4. Aan de slag
  5. Filosofische tekst lezen
Programma

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
2. Filosofisch gereedschap II: ik kan vooronderstellingen herkennen en bekritiseren.
Dat betekent:
• Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
• Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen
• Ik kan vooronderstellingen evalueren.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Link

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan
  • Aanname
  • Niet expliciet
  • Niet ter discussie

Slide 6 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Iets waar je vanuit gaat, je zegt dat het waar is zonder echt bewijs.
"Ik ga er vanuit dat meneer Langhout uit Flevoland komt, want hij ziet er een beetje uit als een boer."
Een trein rijdt van Groningen naar Den Haag. Bereken hoe lang de trein hierover doet.

Ga er vanuit dat de trein 150 km/u rijdt, en dat Den Haag naar Groningen 80 kilometer is.

Slide 7 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Iets is expliciet als je het hardop zegt of uitspreekt
Iets is impliciet als je dat niet doet.
Ik vind pannenkoeken lekker
Ik vind pizza lekker. Ik eet liever pannenkoeken dan pizza.

Slide 8 - Tekstslide

Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
Vooronderstelling:
aanname waar je indirect vanuit gaat, die je niet expliciet zegt en die niet ter discussie staan.

Waarom staan impliciete uitspraken niet ter discussie?
Kennan vertelt niet de waarheid, dus hij is geen goede vriend.
Taylor Swift is de meest populaire muzikant, dus ze is heel goed.

Slide 9 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

  • Stap 1: Kijk naar de aannames van een uitspraak
  • Stap 2: Zijn deze uitspraken expliciet of impliciet?
  • Stap 3: De aannames die impliciet zijn zijn de vooronderstellingen 

Slide 10 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames:

Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling:

Slide 11 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling:

Slide 12 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e is impliciet
Vooronderstelling:

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Mijn vader is een man, dus hij wil liever geen bos bloemen voor zijn verjaardag."

Aannames: "mijn vader is een man" "Mannen willen geen bloemen"
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e is impliciet
Vooronderstelling: "Mannen willen geen bloemen"

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: 

Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling: 

Slide 15 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?:
Vooronderstelling: 

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e impliciet
Vooronderstelling: 

Slide 17 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

"Alle vrouwen houden van bloemen, dus ik kan mijn moeder het beste een mooie bos bloemen voor haar verjaardag geven."

Aannames: "Alle vrouwen houden van bloemen." "Mijn moeder is een vrouw."
Expliciet of impliciet?: 1e expliciet, 2e impliciet
Vooronderstelling: "Mijn moeder is een vrouw."

Slide 18 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

Aan de slag:
  • Lees paragraaf 2 en 2.1 (pagina 7)
  • Maak opdracht 4 helemaal
  • Maak als je klaar bent ook opdracht 5

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen

Slide 20 - Tekstslide

Lezen

Slide 21 - Tekstslide

Lezen
Maak de vragen over de tekst.

Dit is het huiswerk voor morgen

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
2. Filosofisch gereedschap II: ik kan vooronderstellingen herkennen en bekritiseren.
Dat betekent:
• Ik kan uitleggen wat vooronderstellingen zijn
• Ik kan vooronderstellingen herkennen en benoemen
• Ik kan vooronderstellingen evalueren.

Slide 23 - Tekstslide