Samenvatting - Hoofdstuk 2

Samenvatting - Hoofdstuk 2
Lees alles goed door en maak daarna (nog een keer)
de oefentoets. 

Bij vragen, stel ze gerust via Magister of tijdens de les.
Succes!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samenvatting - Hoofdstuk 2
Lees alles goed door en maak daarna (nog een keer)
de oefentoets. 

Bij vragen, stel ze gerust via Magister of tijdens de les.
Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Levensbeschouwing
Kijk of visie op het leven!
Hoe jij het leven ziet, wat jij belangrijk vind. 
Bv. het geloof, familie, vrienden, toekomstbeeld etc.

Alles wat je vormt zoals bestaanservaringen! 

Je stelt vaak levensbeschouwelijke vragen zoals:
''Hoe zien mensen mij?'' ''Vind ik het milieu belangrijk?'' ''Bestaat God?''

Slide 2 - Tekstslide

Inleiding - blz. 31
De buitenkant van een levensbeschouwing kan je op 4 manieren herkennen.
1. Inspirerende personen (groen)
2. Belangrijke geschriften (paars)
3. Rituelen, feesten en symbolen (blauw)
4. Organisaties (oranje)

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2  - blz. 32
Inspirerende personen zijn: 
- Mensen die een voorbeeld (voor jou) zijn
- Beroemde personen of iemand uit je directe omgeving
- Je stelt iemand erg op prijs door zijn/haar kwaliteiten

Slide 4 - Tekstslide

Paragraaf 2 - blz. 33
Inspirerende personen bij een (gemeenschappelijke) levensbeschouwing
Personen die de standpunten van de groep het beste verwoorden of het beste in de praktijk brengen (of al hebben gebracht)

Denk aan Jezus Christus, voor christenen is hij een inspirerend persoon. 
Of Mohammed, de profeet van de Islam


Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 2 - blz. 33
Levensbeschouwing
Inspirerende persoon
Jodendom
Mozes
Christendom
Jezus
Islam
Mohammed
Boeddhisme
Boeddha
Humanisme
Erasmus

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 3 - blz. 34
Over een levensbeschouwing kun je nadenken en er met anderen over praten. Je kunt er ook over schrijven. 

Het tweede kenmerk waaraan je een levensbeschouwing kunt herkennen zijn daarom:
Belangrijke geschriften

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 3 - blz. 36
Levensbeschouwing
Belangrijk geschrift
Jodendom
Tenach (Oude Testament)
Christendom
Bijbel
Islam
Koran
Boeddhisme
Pali Canon
Hindoeïsme
Veda's
Humanisme
Beginselverklaring Humanistisch Verbond

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 3 - blz. 36
Het opschrijven van levensbeschouwing heeft 3 voordelen:
1. Het is duidelijk voor leden
(Je houdt je aan de regels die zijn opgeschreven)

2. Het is herkenbaar voor anderen 
(Als je iemand een Bijbel ziet lezen, weet je dat deze Christen is)

3. Het is aantrekkelijk voor anderen
(Je kunt anderen overtuigen, je maakt reclame voor je levensbeschouwing)

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 42
De 3e herkenning aan een levensbeschouwing zijn rituelen, feesten en symbolen. Elke levensbeschouwing heeft zijn eigen rituelen, zijn eigen feesten en zijn eigen symbolen. 

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 42
Ritueel =
Een handeling welke steeds terugkeert op een vast tijdstip of bij een bepaalde gelegenheid.

Rituelen in het dagelijks leven
- Opstaan, wassen, aankleden
- Verjaardag slinger ophangen wanneer er iemand jarig is
- Schooltas uit het raam hangen wanneer iemand geslaagd is

Mensen hechten waarde aan rituelen. Ze vinden het erg belangrijk!

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 44
Levensbeschouwelijke rituelen
Rituelen welke binnen een religie plaatsvinden. 

Levensbeschouwelijke rituelen hebben 6 kenmerken.

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 44
1. Rituelen hebben een vast patroon
Gebruik dat op bepaalde tijden of bij bepaalde gelegenheden terugkeert.
(bv. Ramadan, eten ná zonsondergang)

2. Rituelen omvatten woorden, daden en symbolen
Tijdens een levenbeschouwelijk ritueel wordt er iets gedaan of gezegd. 

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 44
3. Ze spelen een rol bij ervaringen van levensbelang
Dit zijn ervaringen die diep raken, bestaanservaringen!
Denk hierbij aan de geboorte van een kind, het huwelijk,
ziekte bij iemand in de familie of het sterven van een geliefd persoon.

4. De rituelen verwijzen naar wat belangrijk is!
Er wordt altijd verwezen naar wat heel belangrijk is voor mensen. Bij godsdienstige rituelen is 
dit dan ook God. Door het ritueel voelen ze zich door God getroost. Het geeft de mensen
de mogelijkheid om God te danken voor alles wat Hij voor ze betekend.

Slide 14 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 45
5. De rituelen versterken het gevoel dat je bij elkaar hoort
Ze geven het gevoel dat je bij de groep hoort. 
Wanneer moslims de Ramadan vieren (een ritueel!) dan voelen ze zich 
heel sterk verbonden met elkaar. Ze voelen zich één!

6. Rituelen maken mensen weer sterk
Rituelen geven mensen kracht en hoop. Wanneer we kijken naar een ritueel
bij een begrafenis, dan voelen nabestaanden zich gesteund tijdens het condoleren
vooraf aan de afscheidsdienst. Maar ook tijdens en na een begrafenis vinden
er rituelen plaats die mensen sterk kunnen maken.

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 46
Feesten!
Iedereen op aarde viert feest! Verjaardagen, bruiloften, schoolfeest etc.
Je staat stil bij een belangrijke gebeurtenis. 

Bij een feest ontstaan er verschillende rituelen.
Bijvoorbeeld kaarsjes uitblazen op je verjaardagstaart

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 46
Ook zijn er levensbeschouwelijke feesten.
Denk hierbij aan kerst, Pasen voor het Christendom, het suikerfeest van de moslims, maar ook het feest Divali is bekend,
dat is een feest voor het Hindoeïsme.

Aan feesten kun je dus zien welke levensbeschouwing bij 
de mensen hoort die het feest vieren.

Slide 17 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 48
Bij rituelen en feesten horen symbolen

Een symbool heeft 4 kenmerken
1. Een symbool is meestal tastbaar
2. Een symbool maakt duidelijk hoe je denkt over belangrijke dingen in het leven
3. Een symbool heeft meerdere betekenissen 
4. Een symbool maakt herkenning mogelijk

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 48
1. Een symbool is meestal tastbaar
Vaak kun je een symbool aanraken. Bijvoorbeeld een trouwring, wat symbool staat
voor de verbinding tussen twee mensen. 

2. Een symbool maakt duidelijk hoe je denkt over belangrijke dingen in het leven
Een symbool verwijst naar iets. Het maakt onzichtbare dingen van mensen zichtbaar.
Bijvoorbeeld een ketting met een kruisje dragen. Daarin zie je dat iemand christelijk is.
Als hij/zij dit kruisje niet draagt, dan zie je niet dat hij/zij het Christendom heel belangrijk vind.
Een kruisje staat dus symbool voor het Christendom

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 48-49
3. Een symbool heeft meerdere betekenissen
Symbolen kunnen naar verschillende dingen verwijzen. 
Een vriendschapsring verwijst naar een intense vriendschap en liefde tussen twee vrienden of vriendinnen, en het betekend ook dat je elkaar trouw bent en solidair* voor elkaar bent
(*solidair = opkomen voor elkaar)

4. Een symbool maakt herkenning mogelijk
Aan een symbool herkennen wie iemand zijn standpunt. Of je weet tot welke groep hij/zij behoort.
Wanneer je supporters van het Nederlands elftal ziet, dan zijn zij heel vaak verkleed in het oranje. 
Daar herken je ze aan!

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz. 50
Vaak hebben symbolen een plek binnen een ritueel bij 
gemeenschappelijke levensbeschouwingen. Voorbeelden:

1. Water bij het dopen staat symbool voor reinigen en nieuw leven.
2. Davidster staat symbool voor het Jodendom 
De driehoeken hebben een betekenis. 1 driehoek verwijst naar God. En de andere naar de mens. Zo zie je dat God en de mens verbonden zijn met elkaar.
3. Het kruis van het Christendom staat symbool voor de kruisiging van Jezus. Na Zijn
opstanding ging hij terug naar God de Vader. Na de dood is er eeuwig leven.
Het kruis staat daarom ook symbool voor eeuwig leven en voor het geloof in God.

Slide 21 - Tekstslide

Paragraaf 5 - blz 51
Leer goed de zes symbolen op bladzijde 51. 

Slide 22 - Tekstslide

Paragraaf 6 - blz. 52
Mensen met dezelfde levensbeschouwing vormen samen een groep. Binnen deze groep moet er veel geregeld worden.
Hier heb je een organisatie voor nodig! 

Bijvoorbeeld: een bestuur, medewerkers, geld, gebouwen, een website etc.

Elke organisatie heeft ook leden. 

Slide 23 - Tekstslide

Paragraaf 6 - blz. 53
Elke organisatie, elke (gemeenschappelijke) levensbeschouwing
heeft leden, aanhangers die bij de groep horen.
Hierin zijn er 2 verschillen:

1. Actieve aanhangers
2. Passieve aanhangers

Slide 24 - Tekstslide

Paragraaf 6 - blz. 53
1. Actieve aanhangers
Zij zijn lid, ze zijn actief binnen de groep en doen vaak mee. Bijvoorbeeld een rol binnen het bestuur, het organiseren van activiteiten, bezoek brengen aan de kerk/moskee.

2. Passieve aanhangers
Passieve aanhangers zijn lid van een groep, maar ze doen verder niets. Je ziet
ze bijvoorbeeld alleen met kerst in de kerk. 

Slide 25 - Tekstslide

Einde
Dit was de samenvatting van hoofstuk 2.

En nogmaals, heb jij nog vragen, snap je een onderwerp écht niet,
mail mij gerust via Magister of stel je vraag nog tijdens de les! 

Jullie kunnen het toppers!

Slide 26 - Tekstslide