Grammatik - Fragestunde
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke woordsoorten horen bij de naamvallen?
Slide 3 - Woordweb
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Voorzetsels
Sonne, Frage
der - den - dem -
ein - einen - einem
ein - einen - einem
ich - mich - mir
mein - deinem - unserer
aus - für - ohne - zu
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Dativ
Akkusativ
wie/wat + gezegde + onderwerp
aan wie/voor wie?
einem Mann
dich
die
deiner Frau
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Noem de 9 keuzevoorzetsels in het Duits.
Slide 10 - Woordweb
Keuzevz: Welke vraag stel je bij een 3e naamval?
Slide 11 - Open vraag
Keuzevz: Welke vraag stel je bij een 4e naamval?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
richtig / falsch: Moet je deze vragen altijd stellen om de juiste naamval te vinden?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
richtig / falsch: Ich lege das Buch auf dem Tisch.
Slide 17 - Open vraag
richtig / falsch: Ich stelle das Auto vor den Eingang.
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
4e naamval
3e naamval
Ich warte auf m... (mijn) Freundin.
Kann ich mich auf d... (jou) verlassen?
Ich ärgere mich über d... (jouw) Verhalten (o).
An erster Stelle.
Hochmut kommt vor d... (de) Fall (m).
