Donderdag 28 januari

Omrekenen!
(0,2 cg = 0,02 dg)
1 / 22
volgende
Slide 1: Woordweb
RekenenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Omrekenen!
(0,2 cg = 0,02 dg)

Slide 1 - Woordweb

1 kilogram = hoeveel gram?

Slide 2 - Open vraag

120 gram = hoeveel decigram?

Slide 3 - Open vraag

1560 gram = hoeveel kilogram?

Slide 4 - Open vraag

12 kilogram = hoeveel decagram?

Slide 5 - Open vraag

60 Centigram = hoeveel gram?

Slide 6 - Open vraag

1,5 gram = hoeveel hectogram?

Slide 7 - Open vraag

234 milligram = hoeveel decagram?

Slide 8 - Open vraag

Hoeveel kilogram is 1 ton?

Slide 9 - Open vraag

Hoeveel milligram is 2005 gram?

Slide 10 - Open vraag

Hoeveel decigram is 2005 milligram?

Slide 11 - Open vraag

Welk woord in de zin "Zo rood als een kreeft" geeft de beeldspraak aan?
Let op: ook het lidwoord!

Slide 12 - Open vraag

Welk woord zorgt voor beeldspraak in de zin "de zon lacht ons toe".
Let op: geen lidwoord.

Slide 13 - Open vraag

Welke zin is geen beeldspraak?
A
Hij heeft een hart van goud.
B
De stad slaapt.
C
Het dorp feest.
D
Ronald gooit de bal.

Slide 14 - Quizvraag

Ik denk dat Nederland gaat winnen. Waar is hier sprake van?
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
een deel voor een geheel
D
een geheel voor een deel

Slide 15 - Quizvraag

De tijd loopt vanaf nu.
Welk woord geeft er beeldspraak aan? Let op: één woord!

Slide 16 - Open vraag

Zo trots als een pauw.
Wat gebeurt hier?
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
een deel voor een geheel
D
een geheel voor een deel.

Slide 17 - Quizvraag

Hij vroeg hem de hand van zijn dochter. Welk woord zorgt voor beeldspraak? Let op: ook het lidwoord!

Slide 18 - Open vraag

Zo lek als een mandje. Welk woord (één woord) zorgt voor beeldspraak?

Slide 19 - Open vraag

De toekomst lacht ons toe. Wat gebeurt hier?
A
vergelijking zonder als
B
een deel voor een geheel
C
een geheel voor een deel
D
een menselijke eigenschap gegeven aan een voorwerp

Slide 20 - Quizvraag

Het dorp viert feest.

Wat gebeurt hier?
A
een deel voor een geheel
B
een geheel voor een deel
C
vergelijking met als
D
een menselijke eigenschap gegeven aan een voorwerp

Slide 21 - Quizvraag

Zo trots als een pauw.

Wat gebeurt hier?
A
een deel voor een geheel
B
een geheel voor een deel
C
een menselijke eigenschap aan een voorwerp
D
vergelijking zonder als

Slide 22 - Quizvraag