Hoofdstuk 4 Grafieken 4.6 + Havo + Gemengde opdrachten

Welkom
Zet je vragen op het bord en pak je spullen voor je.
Log in op deze LessonUp met de klascode tmfxp en je eigen naam.
timer
0:30
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Zet je vragen op het bord en pak je spullen voor je.
Log in op deze LessonUp met de klascode tmfxp en je eigen naam.
timer
0:30

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Een zaagtand gebruik je om ...
A
de verticale as in te korten.
B
een stuk over te slaan in een assenstelsel.
C
maak je de grafiek korter.
D
haal je een stuk uit de grafiek.

Slide 3 - Quizvraag

Gebruik je hier een zaagtand?
Tijd (min)
0
5
10
15
hoogte (cm)
40
30
25
0
A
Ja op de horizontale as
B
Ja op de verticale as
C
Nee ik gebruik geen zaagtand
D
Ik heb geen idee

Slide 4 - Quizvraag

Zaagtand?

A
wel
B
geen

Slide 5 - Quizvraag

4.6 Langs de assen
  • Je leert een geschikte stapgrootte kiezen.

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 4.6
Als je een grafiek tekent (of je 
nu een zaagtand gebruikt of 
niet). De afstand tussen alle 
getallen op de horizontale of 
verticale as moet steeds
hetzelfde zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Stapgrootte = de grootte van de stappen op de assen.
Stapgrootte = 10
Stapgrootte = 2
Stapgrootte = 40
Stapgrootte = 4

Slide 8 - Sleepvraag

Verticaal
stapgrootte van?
A
0,5
B
1
C
2
D
5

Slide 9 - Quizvraag

Als je een grafiek tekent, welke volgorde kan je dan het beste aanhouden?
1
2
3
4
5
teken een assenstelsel
kies een geschikte stapgrootte voor elke as
gebruik eventueel een zaagtand
zet de grootheden en eenheden langs de assen
teken de grafiek met potlood

Slide 10 - Sleepvraag

Opgave 34
a) Welk getal moet op de stippen bij de verticale as staan?
b) Welk getal moet op de stippen bij de horizontale as staan?

Slide 11 - Tekstslide

Havo paragraaf
Naast de assen staat dus altijd het verband. Vaak staan daar 2 woorden: Tijd in seconden of afstand in kilometer. 

Daarvan is het eerste woord de grootheid. (wat wil ik meten/weten)
Het tweede woord is dan de eenheid. (waarin druk ik dat dan uit)

Slide 12 - Tekstslide

Havo paragraaf
Ik wil jouw lengte weten. In meters of centimeters
Ik wil jouw leeftijd weten. In jaren
Ik wil de hoogte van iets weten. In meters of centimeters
Ik wil de snelheid meten. In kilometer per uur
Ik wil de windkracht weten. In beaufort
Ik wil de massa weten. In grammen of kilogrammen
Ik wil de water diepte weten. In meters of centimeters

Slide 13 - Tekstslide

Havo paragraaf
In een grafiek staan altijd 2 grootheden (en eenheden) die zeggen iets over waar de grafiek over gaat. Het verband. 


Slide 14 - Tekstslide

Paarse groep: opgave 35 samen
4.6 opgave 35, 36, 37, 38

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Tijd? – Tot 9.15.
Hoe werk je? – Eerste 5 minuten in stilte daarna op fluistertoon overleggen.
Hulp? – 1. Lees de theorie en kijk naar de voorbeelden.
                 2. Overleg binnen je rij op fluistertoon.
                 3. Vraag de docent.
Klaar? – Nakijken daarna Zeeslag in duo's of P6 en P7.
Maken? – 4.6 opgave 35, 36, 37, 38
                      Gemengde opdrachten G1, G2, G3
                      Oefenproefwerk P1, P3, P4, P5


timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 17 - Tekstslide

Doel gehaald?
Aan het einde van deze les kan/weet jij...
... een geschikte stapgrootte kiezen.

Slide 18 - Tekstslide