In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3: Planten en dieren
Slide 1 - Tekstslide
Ga naar nectar online
Boek M3 naar H3 en ga naar:
Slim stampen ; 3.2 en 3.3 en 3.5: 3 X 5 minuten.
Daarna oefenen we met deze lesson up
timer
17:00
Slide 2 - Tekstslide
Planning
- Oefentoets
- Test jezelf/ samenvatten
Slide 3 - Tekstslide
Paragraaf 1: organismen in hun omgeving
Slide 4 - Tekstslide
Welke zoogdieren hebben plooikiezen?
A
Afvaleters
B
Alleseters
C
Planteneters
D
Vleeseters
Slide 5 - Quizvraag
In de afbeelding zie je de poten van een vogel. Wat voor voedsel eet deze vogel?
A
Kleine waterdiertjes
B
Insecten
C
Zaden
D
Zoogdieren
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor soort snavel heeft de vogel uit de afbeelding?
A
Haaksnavel
B
Pincetsnavel
C
Zeefsnavel
D
Kegelsnavel
Slide 7 - Quizvraag
Uitspraak: In de afbeelding zie je een vogel met een kegelsnavel. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Welke antwoord is een voorbeeld van een abiotische factor?
A
Partner
B
Zonlicht
C
Roofdier
D
Soortgenoot
Slide 9 - Quizvraag
Op wat voor manier is een klimplant aangepast aan zijn ecosysteem?
Slide 10 - Open vraag
Uitspraak: met knipkiezen verscheuren vleeseters hun prooi. Is de uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Uitspraak: Zaadeters hebben een pincetsnavel. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Waarom hebben weidevogels lange poten en lange tenen?
Slide 13 - Open vraag
Paragraaf 2: planten
Slide 14 - Tekstslide
Waar zitten de vaatbundels in een plant?
A
Alleen in de stengel
B
In de stengel en in de wortel
C
In de stengel en de bladeren
D
In de stengel, wortel en bladeren
Slide 15 - Quizvraag
Welke stoffen en in welke richting vervoert de bastvaten stoffen?
A
Water en mineralen vanuit de bladeren naar de wortels
B
Water en mineralen vanuit de wortels naar de bladeren
C
Water , glucose en voedingsstoffen vanuit de bladeren naar andere delen van de plant
D
water, glucose en voedingsstoffen vanuit de wortels naar de bladeren
Slide 16 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een schematische afbeelding van een vaatbundel. Met welke letter wordt een houtvat aangegeven?
A
Letter A
B
Letter B
C
Letter A en B
D
Kan je niet zien aan de afbeelding
Slide 17 - Quizvraag
Uitspraak: In de wortels van planten zitten kleine openingen, waarmee de plant water opneemt. We noemen deze openingen huidmondjes. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de functie van de stengel van een plant?
Slide 19 - Open vraag
Welke stoffen neemt de plant op uit zijn omgeving?
A
Alleen koolstofdioxide
B
Alleen water en koolstofdioxide
C
Water, koolstofdioxide en mineralen
D
Alleen mineralen en water
Slide 20 - Quizvraag
Hoe neemt de plant water en mineralen op?
A
Via de huidmondjes
B
Via de wortelharen
Slide 21 - Quizvraag
Paragraaf 3: energierijke stoffen
Slide 22 - Tekstslide
Stef zegt: "Glucose wordt alleen gemaakt in cellen met bladgroenkorrels." Ali zegt "Glucose is een energierijke stof" Wie heeft gelijk?
A
Ze hebben beide gelijk
B
Stef heeft gelijk
C
Ali heeft gelijk
D
Ze hebben beide geen gelijk
Slide 23 - Quizvraag
Uitspraak: bij de fotosynthese ontstaat er de stoffen koolstofdioxide en glucose
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer vind het proces verbranding plaats?
A
Alleen in het licht
B
Alleen in het donker
C
In het licht en donker
Slide 25 - Quizvraag
Welke stoffen ontstaan bij het proces verbranding?
A
Glucose en zuurstof
B
Koolstofdioxide en water
C
Zuurstof en water
D
Koolstofdioxide en glucose
Slide 26 - Quizvraag
Welke deel van de plant eet je bij een andijvie?
A
Bladeren
B
Stengel
C
Wortels
Slide 27 - Quizvraag
Een rijpende tomaat verandert van kleur. Waardoor komt dat?
A
Bladgroenkorrels zijn overgegaan in kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels zijn overgegaan in bladgroenkorrels
D
Kleurstofkorrels zijn overgegaan in zetmeelkorrels
Slide 28 - Quizvraag
Paragraaf 4: Voedselrelaties
Slide 29 - Tekstslide
Uitspraak: Het eerste schakel van een ecosysteem is altijd een producent. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Uitspraak: De voedselketen begint met een blad . We kunnen daarom zeggen dat de blad aan de top van de voedselketen staat. Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een voedselweb. Hoeveel voedselketen staan in deze tekening?
A
5
B
7
C
6
D
8
Slide 32 - Quizvraag
In de afbeelding zie je schematisch de voedselkringloop. Welke antwoord hoort op nummer 1?
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
Slide 33 - Quizvraag
Een slak eet een blad. Welke stoffen uit de bladeren worden een deel van het lichaam van een slak?
A
Alleen de bouwstoffen
B
De bouwstoffen en de energierijke stoffen
C
De energierijke stoffen en de onverteerbare stoffen
D
Alle stoffen van de bladeren
Slide 34 - Quizvraag
Noem 2 organismen die onder reducenten vallen?
Slide 35 - Open vraag
In een toendra-gebied leven allerlei soorten organismen samen. Hoe noem al deze soorten bij elkaar samen in dit gebied?
A
Ecosysteem
B
Individu
C
Levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 36 - Quizvraag
Ecologie kun je bestuderen op verschillende niveaus. In welk rijtje staan ze op de juiste volgorde van klein naar groot?
Welke organismen halen energie uit de voedselkringloop
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten
D
Producenten, reducenten en consumenten
Slide 38 - Quizvraag
Paragraaf 5: Kringlopen
Slide 39 - Tekstslide
Uitspraak: de reducenten gebruiken voedingsstoffen van planten en geven voedingsstoffen door. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Welke stof maakt deel uit van de stikstofkringloop?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Nitraat
D
Zuurstof
Slide 41 - Quizvraag
Uitspraak: afvaleters zijn consumenten die de resten van planten en dieren eten. Is deze uitspraak juist of onjuist
A
Juist
B
Onjuist
Slide 42 - Quizvraag
Bram en Marloes praten over de stikstofkringloop. Bram zegt "Als je planten eet, krijg je stikstof binnen". Marloes zegt " Zonder schimmels en bacteriën kunnen planten in de natuur niet groeien". Wie heeft er gelijk?
A
Bram heeft gelijk
B
Marloes heeft gelijk
C
Beide gelijk
D
Beide ongelijk
Slide 43 - Quizvraag
Aan de slag!!
- Test jezelf 3.1 t/m 3.5 online
- Digitale oefeningen oa oefentoets of biologiepagina.nl