Ecologie

De grote BIO Ecologie Quiz
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De grote BIO Ecologie Quiz

Slide 1 - Tekstslide

2c
Welkom
telefoon  op zijn kop op tafel
 zoek je eigen plek op
pak je spullen 
Wordt stil.

timer
2:00
stopwatch
00:00

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
thema 6 Ecologie en duurzaamheid
herhalen lesstof en quiz

Slide 3 - Tekstslide

Was is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Lucht
B
Voedsel
C
Neerslag
D
Wind

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een algemene omschrijving van biotische factoren?
A
Levende factoren
B
Levenloze factoren

Slide 5 - Quizvraag



Geef een voorbeeld van
een a-biotische factor. Dus geen algemene omschrijving.
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is

Slide 7 - Quizvraag

Onder welke groep valt een plant?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 8 - Quizvraag

Zet op volgorde van klein naar groot
timer
1:00
Individu
Populatie
Levens-
gemeenschap
Ecosysteem

Slide 9 - Sleepvraag

Onder welke groep valt een konijn?
A
Consument
B
Producent
C
Reducent

Slide 10 - Quizvraag

Onder welke groep vallen afval-eters?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducent

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voedselweb?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens

Slide 12 - Quizvraag

Onder welke groep vallen schimmels?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten

Slide 13 - Quizvraag

Maak een voedselketen en gebruik daarin de volgende organismen: lieveheersbeestje, bladluis, merel, lijsterbes, vos.
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

Wat is van invloed op een populatiegrootte?
A
hoeveelheid voedsel
B
natuurlijke vijanden
C
ziekte verwekkers
D
A, B en C

Slide 15 - Quizvraag

Stoffen in de natuur worden steeds opnieuw gebruikt. Welke organismen zorgen hiervoor?
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?
A
Zodat de plant minder vocht verdampt
B
Tegen koude nachten in de woestijn

Slide 17 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
A
Teengangers
B
Topgangers
C
Voetgangers
D
Zoolgangers

Slide 18 - Quizvraag

Een struisvogel valt onder de groep
A
Loopvogels
B
Steltlopers
C
Roofvogels
D
Zangvogels

Slide 19 - Quizvraag

Een vink heeft een
A
pincetsnavel
B
priemsnavel
C
zeefsnavel
D
kegelsnavel

Slide 20 - Quizvraag

Waneer bloeien schaduwplanten meestal?
A
Voorjaar
B
Zomer
C
Najaar
D
Winter

Slide 21 - Quizvraag

Een plant in een droog gebied heeft vaak
A
Een groot wortelstelsel
B
Een klein wortelstelsel

Slide 22 - Quizvraag

Door welke groep van organismen wordt voedsel voor alle andere organismen geproduceerd?
A
door mensen
B
door dieren
C
door planten

Slide 23 - Quizvraag


Je ziet 2 zebra's. Is een zebra een hoefganger of een teenganger? is hij aangepast op een harde of drassige (zachte) ondergrond?
A
hoefganger, harde ondergrond
B
hoefganger, drassige ondergrond
C
teenganger, harde ondergrond
D
teenganger, drassige ondergrond

Slide 24 - Quizvraag

Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?
A
cactussen
B
landplanten met grote, dunne bladeren
C
landplanten met kleine, dikke bladeren
D
waterplanten

Slide 25 - Quizvraag

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraakt noten en harde zaden
B
prikt bodemdiertjes uit de grond
C
verscheurt een prooi
D
zeeft kleine plantjes uit het water

Slide 26 - Quizvraag

In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?
A
meer kerkuilen
B
minder kerkuilen
C
blijft gelijk

Slide 27 - Quizvraag

Beïnvloeden de levende factoren en de niet-levende factoren in een ecosysteem elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noem je de relatie waarbij een soort het voedsel is voor een andere soort?
A
milieu
B
ecologie
C
voedselrelatie

Slide 29 - Quizvraag

Bestaan er relaties tussen organismen en hun milieu?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je de omgeving van een organisme?
A
milieu
B
ecologie
C
voedselrelatie

Slide 31 - Quizvraag

Een .................. is een reeks soorten, waarbij elke soort steeds de voedselbron is voor de volgende soort.
A
voedselweb
B
voedselketen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Hoe noem je een dier dat alleen dieren eet?
A
afvaleter
B
planteneter
C
vleeseter
D
alleseter

Slide 34 - Quizvraag

De eerste schakel in een voedselketen is altijd een
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 35 - Quizvraag

Wie eten stoffen die door planten gemaakt zijn?
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 36 - Quizvraag

Tot welke groep horen bacteriën en schimmels?
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 37 - Quizvraag

wie leveren het voedsel voor alle andere organismen.
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 38 - Quizvraag

Welke rol heeft een kat in de kringloop van stoffen?
A
producent
B
consument
C
reducent

Slide 39 - Quizvraag

Welk afval kunnen reducenten niet afbreken?
A
biologisch afbreekbaar afval
B
niet-biologisch afbreekbaar afval

Slide 40 - Quizvraag

Wat is concurrentie?
A
2 organismen vechten om hetzelfde
B
2 organismen werken samen

Slide 41 - Quizvraag

Wat is een territorium?
A
een gebied waar 1 dier leeft
B
een groep dieren van verschillende soorten
C
een relatie tussen organismen

Slide 42 - Quizvraag

Welk organisme heeft een nadeel bij parasitisme?
A
gastheer
B
parasiet

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een rangorde?
A
dieren vechten met elkaar om voedsel
B
dieren werken samen om zich voort te planten
C
1 dier is de baas in de groep
D
1 dier verdedigt een stuk land

Slide 44 - Quizvraag

Waardoor zijn er minder gevechten bij een duidelijke rangorde?
A
1 dier is de baas
B
1 dier krijgt al het eten
C
er is meer concurrentie
D
er is meer paarvorming

Slide 45 - Quizvraag

Lintwormen kunnen 5 tot 10 meter lang worden. Ze hechten zich vast aan de darmwand, waarna er stukken uit de lintworm groeien die eitjes produceren. Deze stukken breken af en verlaten het lichaam via de ontlasting. De infectie kan aanleiding geven tot een algemeen ziek gevoel, buikklachten, diarree, gewichtsverlies en peri-anale jeuk.
A
de lintworm is de gastheer
B
de lintworm is de parasiet

Slide 46 - Quizvraag

De gobie (een vis) en de pistoolgarnaal leven samen. De pistoolgarnaal graaft een tunnel voor hem en de gobie. De pistoolgarnaal is vrijwel blind. Daarom waarschuwt de gobie de pistoolgarnaal als er een vijand in de buurt is. Als de vijand dan dichter in de buurt komt, dan schuilen ze samen in de tunnel.

Wat voor een soort relatie wordt in de bovenstaande tekst beschreven?
A
concurrentie
B
paarvorming
C
parasitisme
D
symbiose

Slide 47 - Quizvraag

4. Bij parasitisme heeft de gastheer voordeel van de relatie met de parasiet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

7. Een edelhert behoort
tot de consumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quizvraag

8. Twee roodborstmannetjes strijden om een partner.
Dit is een voorbeeld van samenwerking

A
Juist
B
Onjuist

Slide 50 - Quizvraag

9. Een roodborstje bouwt een nest in een boom. Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 51 - Quizvraag

11. Een alleseter is een dier dat alle soorten planten in zijn gebied eet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 52 - Quizvraag

12. Bacteriën en schimmels zijn
reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 53 - Quizvraag

Leg uit hoe het komt dat dieren ervoor kunnen zorgen dat er meer koolstofdioxide in de lucht komt.

Slide 54 - Open vraag