Ec. bekeken 4TL: 2.3

Hoofdstuk 2
Werkloos
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Werkloos

Slide 1 - Tekstslide

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictie werkloosheid

Slide 2 - Quizvraag

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
frictiewerkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer je een bepaalde periode in het jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid
B
seizoenswerkloosheid
C
verborgen werkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 4 - Quizvraag

Is er hier sprake van conjuncturele werkloosheid?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Bij een groeiende economie stijgt de werkloosheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Welke soorten werkloosheid zijn er? Probeer ze allemaal te noemen.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

H2.3: de concurrentiepositie

Slide 10 - Tekstslide

Waar gaan we het over hebben vandaag?
leerdoelen:
Je weet op welke manier de concurrentiepositie van een bedrijf kan verbeteren.

Slide 11 - Tekstslide

§3 de concurrentiepositie
Concurrentie = strijden om de beste plek op de markt
Wanneer je als bedrijf deze positie wilt versterken kan je verschillende maatregelen nemen:
  • Lager loon
  • Moderne machines
  • Verlenging van de bedrijfstijd (= goed voor werkgelegenheid)
  • arbeidsduurverkorting

Slide 12 - Tekstslide

§3 de concurrentiepositie
Kostprijs = kosten die gemaakt worden om het product te kunnen produceren.

Berekening: inkoopprijs per product + bedrijfskosten per product = kostprijs

Wanneer de kostprijs zo laag mogelijk blijft versterkt dit de concurrentiepositie van een bedrijf

Slide 13 - Tekstslide

Hoe komt dit terug op het SE
Een productierobot is een programmeerbare machine, die zelfstandig verschillende taken uit kan voeren. Vooral in de industrie worden veel robots gebruikt om sneller, goedkoper en nauwkeuriger taken uit te voeren.
Leg uit dat de arbeidsproductiviteit kan stijgen door het gebruik van productierobots.

Slide 14 - Tekstslide

voorbeeld van een juiste uitleg:
Door productie met behulp van een robot kan er met minder werknemers
hetzelfde (of meer) geproduceerd worden. (De productie per werknemer
stijgt hierdoor.) 

Slide 15 - Tekstslide

Door de International Federation of Robotics (IFR) is een groot onderzoek gedaan naar de hoeveelheid productierobots die wereldwijd in gebruik zijn. In 2013 zijn in Nederland 7.400 productierobots in gebruik.

Bereken in één decimaal hoeveel procent van het wereldwijde aantal productierobots in Nederland in 2013 in gebruik is. Schrijf je berekening op.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Volgens de IFR is het lage percentage productierobots een gevolg van het feit dat Nederland relatief weinig industriële bedrijven kent. In 2013 zijn in Nederland 7.400 productierobots in gebruik.
Bereken het aantal werknemers in Nederland dat in 2013 werkzaam was in de industrie. Schrijf je berekening op.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

De Nederlandse regering ziet ook de nadelige effecten van robots voor de werkgelegenheid in de industrie, maar toch wil zij het gebruik van robots stimuleren.
Geef een reden waarom de regering de toename van het aantal robots wil stimuleren.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Maak van H2.3

  • Opdracht 6 t/m 9
  • RT 2.3 (blz 78) 

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Tekstslide