7.1 Presenteren als young professional (2F)

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Nederlands les 7.1 (2F)

Presenteren als young professional

Alle schrijftoetsen van de afgelopen periode zijn nagekeken met feedback. Heb je nog een inhoudelijke vraag?

ja

nee

Ik heb de feedback nog niet gelezen

Nederlands les 7.1 (2F)

Presenteren als young professional

Inleiding

Middenstuk

Slot

Stel jezelf voor

Geef een korte samenvatting of conclusie

Vertel kort hoe je presentatie is opgebouwd

Vraag of er nog vragen zijn.

Bedank het publiek.

Maak het publiek nieuwsgierig en introduceer het onderwerp.

Bespreek de deelonderwerpen in een logische volgorde

Aantrekkelijk presenteren

1. Zorg voor goede voorbereiding
2. Maak contact met je publiek
3. Ga rechtop staan
4. Zorg voor een open houding
5. Spreek rustig en duidelijk

Aantrekkelijk online presenteren (1)

1. Ga staan
(zorgt voor meer focus, beter ademhaling en dus vollere stem)

2. Zoek de interactie op

3. Iedereen camera’s aan.
(zorg dat je in een goed verlichte ruimte bent)

4. Zorg voor een rustige, neutrale achtergrond.
(voorkom afleiding van jouw inhoudelijke verhaal)

Aantrekkelijk online presenteren (2)

5. Laat je gezicht en bovenlijf zien
(zorg dus dat je netjes en representatief gekleed bent)
6. Wees voorbereid, inhoudelijk en technisch.

7. Vertel een anekdote.

Het is verbindend en fijn om te luisteren naar iemand die ergens enthousiast of gepassioneerd over is. Dat zijn de dingen die mensen onthouden.

Wie vind jij een voorbeeld van een goede spreker? Bedenk 2 redenen waarom je graag naar deze persoon luistert.

De opbouw van een presentatie

De inleiding

• Stel jezelf voor.
  
• Maak het publiek nieuwsgierig; introduceer het onderwerp.

 (bij mondeling examen: benoem eventueel je spreekdoelen*)

• Vertel zo nodig hoe je presentatie is opgebouwd.
  
• Maak duidelijk wanneer het publiek vragen kan stellen.

BEGIN NIET MET HET  VOORLEZEN VAN JOUW DIA'S!

Het middenstuk

• Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
  

(gebruik dezelfde volgorde die je hebt benoemd in de inleiding)

• Leg duidelijk verbanden tussen de deelonderwerpen: gebruik actief signaalwoorden als eerst, daarna en vervolgens.
  Versterk jouw structuur ook via andere signaalwoorden, zoals omdat, daarom, toch, maar, bijvoorbeeld, etc. (blz. 251).

Slot

• Geef een korte samenvatting of conclusie.
  
• Sluit je presentatie af met een opvallende uitspraak of bijvoorbeeld een tip.
  
• Vraag of er nog vragen zijn.
  
• Bedank het publiek voor de aandacht.

KORTE PRESENTATIE VAN GEBRUIKSVOORWERP 
(werken in drietallen)

• Lees het openstaande beoordelingsformulier in Teams
  
• Iedereen kiest een gebruiksvoorwerp dat hij/zij wilt aanprijzen, bijvoorbeeld een smartphone, laptop of tas. Zorg ervoor dat je het voorwerp bij de hand hebt.
• Iedereen vult over de presentatie van één groepsgenoot het beoordelingsformulier in.
• Upload jouw volledig ingevulde beoordelingsformulier in Teams

De presentatie die ik zojuist heb beoordeeld was volgens mij...

1. goed
2. voldoende
3. matig
4. onvoldoende

En nu...

begin vast met het maken van je huiswerk:

• Spreken hoofdstuk §1.3: lees de theorie
• Spreken hoofdstuk §1.3: maak opdracht 1, 2 en 3
  

We sluiten straks centraal af!

Algemene tips PowerPoint

Een PowerPoint is bedoeld ter ondersteuning van jouw verhaal. Dus:

• Houd de informatie kort en bondig: gebruik steekwoorden!
• Zet maximaal vijf à zes regels tekst op één dia
• Geef elke dia een korte titel die duidelijk maakt wat het deelonderwerp is.
  
• Gebruik liever een duidelijke foto dan tekst.
  
• Controleer altijd of de tekst voor iedereen goed te lezen is en of er geen taalfouten in staan.

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Leerdoelen: wat hebben we geleerd?

• De basis voor het houden van een professionele presentatie

• De opzet en indeling van een goede PowerPoint

• Het gebruiken van beeld in een PowerPoint (§1.3)

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Huiswerk van deze week:

NuNederlands:

• Spreken hoofdstuk 1.2 (opdracht 1 en 2)
• Spreken hoofdstuk 1.3 (opdracht 1, 2 en 3)

Lichaamshouding

Rechtop

Benen en armen niet gekruist

Handgebaren

Beweging

Gezichtsuitdrukking en stem

Vriendelijk en ontspannen

Passend bij wat je vertelt

Goed tempo 

Goed volume (afwisseling)

Intonatie