2 TL hfd 5 verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom:)

Ga rustig zitten en pak je spullen

Jas in de kluis, telefoon in de tas:)

Leerdoelen

Je leert verkleinwoorden goed spellen.

Zelfstandig naamwoord

Mensen, dieren, dingen, planten, namen

Verkleinwoord

Een zelfstandig naamwoord kan je verkleinen

boom

boompje

Meestal zet je -je achter het woord.

huis - huisje

stok - stokje

Soms moet je nog iets anders veranderen.

Verkleinwoorden

Regels:

1 woorden eindigend op -ng                               -->             kortinkje / leerlingetje

2 woorden eindigend op een lange klinker  -->             agendaatje

3 woorden eindigend op -i                                   -->             tostietje

4 woorden eindigend op -y                                  -->              baby'tje / cowboytje

(behalve als er voor de y een klinker staat)

5 bij een letter, cijfer of afkorting                       -->             6'je | A4'tje

stoel -stoeltje

boom - boompje

ketting - kettinkje

auto - autootje

stem - stemmetje

ring - ringetje

Een verkleinwoord is altijd een

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Wat is het verkleinwoord van oma?

1. oma'tje
2. omaatje

Hoe schrijf je het verkleinwoord van lampion?

1. lampionnetje
2. lampiontje
3. lampionetje
4. lampionnentje

Wat is het juiste verkleinwoord voor stem?

1. stempje
2. stemetje
3. stemmetje
4. stemmen

Wat is het goede verkleinwoord voor café?

1. cafétje
2. cafeetje
3. caféetje
4. cafeettje

Kies het juiste verkleinwoord:
paraplu

1. paraplu'tje
2. paraplutje
3. parapluutje
4. parapluuttje

Verkleinwoord van jongen

1. jongentje
2. jongendje
3. jongetje
4. jongens

Wat is het juiste verkleinwoord van: ring

1. ringtje
2. ringetje
3. ringsje

Maak het juiste verkleinwoord.
¨de mal¨

1. het malletje
2. het malpje
3. het maltje
4. het maletje

Maak het juiste verkleinwoord.
¨het pad¨

1. het padje
2. het paadje
3. het padtje
4. het padetje

Welk verkleinwoord is goed geschreven?

1. cafeetje
2. kettingje
3. babytje
4. bloemtje

wat is het juiste verkleinwoord ketting

1. kettingtje
2. kettinkje
3. kettenigkje
4. kettingetje

Wat is het verkleinwoord van

de nicht

1. het nichttje
2. het nichje
3. de nichtje
4. het nichtje

Wat is het verkleinwoord van
(raadpleeg de regels)

de slager

1. de slagertje
2. het slagerje
3. het slaagertje
4. het slagertje

Wat is het verkleinwoord van
(raadpleeg de regels)

de sprong

1. het sprongetje
2. het sprongtje
3. de sprongtje
4. het sprongje

Wat is het verkleinwoord van

het spel

1. het speltje
2. het spelletje
3. het spelje
4. de speltje

Wat is het verkleinwoord van
(raadpleeg de regels)

de veter

1. het veterje
2. het veteretje
3. het vetertje
4. het veetertje

Opdrachten maken

Blz 136 opdracht 1 t/m 6

De volgende les

Aan de slag met meervouden + presentaties