Meewerkend voorwerp

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Begeleide inoefening
Duid in de volgende oefenzinnen telkens het meewerkend voorwerp aan. 

Slide 11 - Tekstslide

De student Nederlands gaf zijn medestudenten een miniles redekundig ontleden.
A
de student Nederlands
B
een miniles redekundig ontleden
C
zijn medestudenten
D
redekundig ontleden

Slide 12 - Quizvraag

Ik geef aan hem een cadeau.
A
ik
B
een cadeau
C
geef
D
aan hem

Slide 13 - Quizvraag

Geef van het zinsdeel in HOOFDLETTERS telkens de juiste naam: 
het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp 

Slide 14 - Tekstslide

De goedlachse student vroeg HULP aan de chagrijnige docent.
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

MIJN MOEDER heb ik een boeket rode rozen gegeven.
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Vul op de open plaats (...) in de volgende zinnen een passend meewerkend voorwerp in. 

Slide 17 - Tekstslide

Tijdens de voetbalwedstrijd gaf de spits van Club Brugge (...) een kopstoot.

Slide 18 - Open vraag

In het café vroeg de knappe dame (...) een vuurtje.

Slide 19 - Open vraag

Zelfstandige verwerking
Ga aan de slag met opdracht 4 op blz. 60-61 van Oefenboek Spraakkunst.
Basisverwerking: Zoek de lijdende en meewerkende voorwerpen in de zinnen.
Verdieping: Zoek de lijdende, meewerkende en belanghebbende voorwerpen in de zinnen. 

Slide 20 - Tekstslide