Vakatelier 4 - Periode 1 - 20 21 - Mondelinge taalvaardigheid

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

imitatie = behaviorisme
aangeboren = creatieve constructie
in interactie met je omgeving, patronen herkennen = interactioneel
overige paar vragen
0 tot 1 jaar
1 - 2,5 jaar 
2,5 tot 5 jaar
5 - 9 jaar
Voltooiingsfase
Prelinguale fase
Vroeglinguale fase
Differentiatiefase

Slide 2 - Sleepvraag

+5min. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat dit? Wie kan dit uitleggen?
Ik doe kijken.
A
substitutie
B
omissie
C
inversie
D
additie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kind zegt 'jief' in plaats van 'lief'.
A
substitutie
B
omissie
C
inversie
D
additie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'driede' is een voorbeeld van...
A
overgeneralisatie
B
overextensie
C
onderextensie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle dieren worden 'poes' genoemd...
A
overgeneralisatie
B
overextensie
C
onderextensie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alleen roze snoepjes zijn 'snoep'; gele snoepjes niet...
A
overgeneralisatie
B
overextensie
C
onderextensie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil stoel af.
A
substitutie
B
omissie
C
inversie
D
additie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik koeken eet.
A
substitutie
B
omissie
C
inversie
D
additie

Slide 10 - Quizvraag

+15min. 

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In welke fase zit Thom? En Floor?
prelinguaal / vroeglinguaal / differentiatie / voltooiings

Slide 12 - Open vraag

+15min.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke situatie is er sprake van een interferentiefout?
A
Kind van twee: 'Mama spelen.'
B
Kind van drie: 'Mama bij jou blijven?'
C
Kind van vijf: 'Paard houdt niet van hooi.'
D
Kind van zeven: 'Ik heb het boek teruggebrengt.'

Slide 15 - Quizvraag

+20min.

Slide 16 - Tekstslide

vragen opmerkingen / voorbereiding zelfde hoofdstuk - mondelinge taalvaardigheid als de basis van hoe kinderen taal leren - en de fasen daarin (natuurlijk proces); van groep 1 t/m 8 doen om de mondelinge taalvaardigheid te stimuleren?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

MONDELINGE TAALVAARDIGHEID = SPREKEN / LUISTEREN EN GESPREKKEN VOEREN
Wat heb jij al gezien aan de stimulatie van de mondelinge taalvaardigheid of wat verwacht je te zien?

Slide 20 - Woordweb

+25min.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

hangt in de basis samen met drie dingen; kun je overal toepassen
Welke taalontwikkelende interactievaardigheden gebruikt de leerkracht?

Slide 23 - Open vraag

+30min. 
timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Korte oefeningetjes die je kunt doen om niet alleen de taalvaardigheid, maar ook de denkvaardigheid te stimuleren (Jelle Jolles). Lijkt ook een beetje op filosoferen. Kun je ook gebruiken om gestructureerd aandacht te hebben voor mondelinge taalvaardigheid. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

+35min. Kan ook makkelijk routine worden. mondelinge taalvaardigheid ondergeschikt in onderwijs

Slide 27 - Tekstslide

algemene punten - over naar werkvorm die je kunt gebruiken. sluit aan op spreekdoelen. kinderen laten oefenen met verschillende spreekdoelen en ze laten oefenen met spreekstrategieën. 
Informeren = feitelijke informatie, bijvoorbeeld; het is zo laat.
Amuseren =toehoorders vermaken, boeien of ontroeren, bijvoorbeeld een mop vertellen.
Instrueren=uitleggen wat de bedoeling is, of verduidelijken hoe iets zit, uitleggen hoe het koffiezetapparaat werkt.
Overtuigen=toehoorders overtuigen van jouw mening; je wilt dat ze die mening gaan overnemen.
Emotioneren=gevoelens losmaken, bijvoorbeeld als je wilt dat mensen geld storten, zielig verhaal vertellen; niet per se gericht op amusement maar om iets gedaan te krijgen; óf je eigen gevoelens overbrengen; ervoor zorgen dat iemand die begrijpt.
Waarderen=positief of negatief oordeel over iets geven, bijvoorbeeld over een boek in een recensie.
Beschouwen=iets van verschillende kanten belichten.

Welk spreekdoel past bij de beschreven casus?

Slide 28 - Open vraag

+40min.
timer
2:00

Slide 29 - Tekstslide

 ook alvast soorten opdrachten. - daarna pauze? +50min. / + 60 min. 

Slide 30 - Tekstslide

amuseren

Slide 31 - Tekstslide

waarderen

Slide 32 - Tekstslide

instrueren

Slide 33 - Tekstslide

overtuigen

Slide 34 - Tekstslide

informeren

Slide 35 - Tekstslide

beschouwen

Slide 36 - Tekstslide

emotioneren

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Globaal = de lijn volgen, minder letten op details, bijv. leuk verhaal
Intensief = iets te weten willen komen, iets willen leren, proberen zo veel mogelijk in je op te nemen, bijv. bij dit college.
Kritisch = tijdens het luisteren mening vormen; ben ik het eens met wat deze persoon zegt? Waar heb ik nog vragen over? Wat strookt niet met mijn eigen mening?
Gericht luisteren = bepaalde informatie selecteren uit een verhaal; je wilt weten wat er op de toets moet komen en bent daarop gefocust, of een onderdeel uit het ingesproken college was niet helder en je bent er nu gericht op de info die daarover gaat.

Welk luisterdoel heeft de luisteraar in dit geval? Welke luisterstrategie hoort daarbij?

'Vertel elkaar een grap. Bedenk er zelf een of gebruik er een uit het boek. Let op stemgebruik, gebaren en spreekpauzes.'

Slide 39 - Open vraag

+65min. 
globaal luisteren - gevoel ondergaan
Spreekdoel = amuseren, luisterdoel = een bepaald gevoel willen ondergaan

Slide 40 - Tekstslide

Pragmatisch: deelnemen aan gesprekken: de beurt nemen, aansluiten op anderen, je mening durven geven, argumenteren
Uitdrukkingsvaardigheid: taalgebruik (morfologisch, syntaxis, non-verbaal); woordenschatontwikkeling
Tekstvaardigheid: welke luister- en presenteeraspecten horen bij een bepaald soort ‘tekst’ een bepaalde vorm van mondeling taalgebruik: denk aan een spreekbeurt, een voordracht, een interview of een discussie
Taalbeschouwing: reflectie op hoe de communicatie verloopt, bijvoorbeeld je aanpassen

Slide 41 - Link

Naast de spreek- en luisterdoelen en –strategieën, worden er in de powerpoint nog een aantal spreek- en luistervaardigheden genoemd die ook zijn opgenomen in de kerndoelen van het basisonderwijs, waarin de overheid heeft bepaald wat een kind moet kennen en kunnen. Die strategieën maken onderdeel uit van die vaardigheden. Ik stel nu eerst een open vraag, en dan kijken we of we jullie antwoorden kunnen verbinden aan de theorie.

Welke spreek- en luistervaardigheden oefenen de kinderen tijdens het debat?

Slide 42 - Open vraag

+75min. 
Wat is een geschikt onderwerp om over te debatteren in jouw stageklas?

Slide 43 - Woordweb

+80min. 

Slide 44 - Tekstslide

t/m einde les
Mondelinge taalvaardigheid
Bedenk nu samen met je groepje één of enkele andere activiteiten die je kunt doen om de mondelinge taalvaardigheid van jullie leerlingen te stimuleren. Zorg ervoor dat jullie jullie beste idee zo kunnen presenteren aan de rest van de klas. 

Inspiratie: 
https://www.leerlijnentaal.nl/ https://interactieindeklas.wordpress.com/observatie-instrumenten/
https://www.sardes.nl/pathtoimg.php?id=3532&image=instructie-boekenpitches-in-barre-tijden-sardes.pdf

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies