Literatuurgeschiedenis van Middeleeuwen tot 1880

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over deze zin:
'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase ic anda thu wat unbidan we nu?'

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De oudste Nederlandse tekst
- werd in 1932 in Oxford ontdekt op het laatste schutblad van een Latijns handschrift uit de 11e eeuw. 
- is een 'pennenproef': enkele woorden die werden neergeschreven om de ganzenveer uit te proberen. 
- betekent: 'Hebben alle vogelen nesten begonnen behalve ik en jij, wat wachten we nu?'

Slide 3 - Tekstslide

Er was in de Middeleeuwen nog geen sprake van een eenheidstaal zoals het huidige Algemeen Nederlands. Elke schrijver schreef in zijn eigen dialect: Vlaams, Brabants, Hollands. In de Middeleeuwen gebruikte men de term Diets (van 'diet' = volk) als overkoepelende term van de verschillende dialecten die men in de Nederlanden sprak. De wetenschappelijke benaming daarvan is het Middelnederlands. 
Lesdoel
  • Deze les frist je geheugen op, zodat je weet hoe het ook alweer zat met literatuur in de middeleeuwen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literatuur uit de middeleeuwen
  • Karelromans
  • Hoofse romans 
  • Van den vos Reynaerde
  • Egidiuslied
  • Die waarachtige ende zeer wonderlijke historie van Mariken van Nieumeghen

Slide 5 - Tekstslide

Ridderromans zijn verhalen in poëzievorm over de avonturen van ridders. In de Karelroman is Karel de Grote de hoofdpersoon. Daarnaast was er de hoofse roman, waarin de ridders meer verfijnde figuren zijn dan de vechtersbazen uit de Karelroman. 
Een van de belangrijkste middeleeuwse werken is Van den vos Reynaerde, waarin dieren de hoofdrollen spelen. Het is een satire op de middeleeuwse standen en een parodie op de ridderroman. 
Middeleeuwse liederen werden pas aan het eind van de Middeleeuwen opgeschreven (in het Antwerps liedboek). Het Egidiuslied is een eligie. Een eligie is een lyrisch gedicht naar aanleiding van de dood van een geliefd persoon. 
Het middeleeuwse toneel ontstond in de 14e eeuw. Het voornaamste Middelnederlandse stuk is Mariken van Nieumeghen (ca 1500).
Middeleeuwen
  • Feodale stelsel
  • Theocentrische samenleving
  •  Standenmaatschappij
  • Van mondelinge literatuur naar handschrift naar boekdrukkunst

Slide 6 - Tekstslide

Nadat in de 5e eeuw na Christus het West-Romeinse rijk in elkaar was gestort, werd in West-Europa één Germaanse stam steeds machtiger: de Franken. Ten tijde van Karel de Grote (768-814) strekte het Frankische Rijk zich uit over het grootste deel van Europa. 
Dit enorme gebied werd bestuurd door middel van het feodale stelsel. De koning, de 'leenheer', gaf delen van het rijk 'in leen' aan leden van de adel, de 'leenmannen' of 'vazallen'. Deze bestuurden hun gebied in zijn naam en mochten de opbrengsten houden. Als tegenprestatie beloofdezen ze hem trouw en hielpen hem het rijk te verdedigen. 

In de Vroege Middeleeuwen (500-1000) bouwden de Germanen op de restanten van het veel hoger ontwikkelde Romeinse Rijk een nieuwe beschaving op. Daarbij speelde hun bekering tot het christendom een belangrijke rol, want dankzij de kerk bleef veel van de Romeinse cultuur bewaard. De priesters waren vrijwel de enigen die konden lezen en schrijven en hadden dus het onderwijs in handen. Vanwege de enorme invloed van het geloof, werd de middeleeuwse cultuur theocentrisch genoemd.

De priesters (de eerste stand) vormden de 'geestelijke macht'. De tweede stand was de adel, die de 'wereldlijke macht' bezat. Vandaar dat het tweede hoofdkenmerk van de middeleeuwse beschaving haar ridderlijk karakter is. Onderwijs, kunst, wetgeving: alles was gericht op adel of kerk. 

In de Hoge Middeleeuwen (1000-1300) ontstonden de eerste steden, die net als de leenmannen tegen betaling een zekere mate van zelfstandigheid verkregen. In de steden kwam een nieuwe - derde - stand tot ontwikkeling: de burgerij, die zich bezighield met handel en nijverheid. 

Ook laat men in deze periode de literatuurgeschiedenis beginnen. Van de verhalen en gedichten uit de Vroege Middeleeuwen, is namelijk heel weinig bewaard gebleven. 

In de Late Middeleeuwen (1300-1500) werd deze burgerij steeds machtiger en kreeg de cultuur een derde hoofdkenmerk: het burgerlijke. 

De drie standen maakten in feite maar een klein deel uit van de maatschappij: de grote massa van arbeiders en boeren behoorden tot geen enkele stand en stonden min of meer buiten de wereld van kunst, cultuur en onderwijs. 

Tot het einde van de 11e eeuw schreef men in West-Europa alleen in het Latijn, de taal van de geleerden, dus van de priesters. Daarnaast bestond er een literatuur in de volkstalen, die mondeling werd overgeleverd. Vanaf het einde van de 11e eeuw begon men die teksten in de volkstalen ook op te schrijven en daarom laat men de West-Europese literatuurgeschiedenis beginnen rond 1100. 

De literatuur van de 12e en 13e eeuw is ridderlijk en theocentrisch: een genre dat beoefend werd is onder andere de ridderroman. 

De middeleeuwse letterkunde was niet bedoeld om te lezen maar om te beluisteren. Daarom was vrijwel alle literatuur rijmende poëzie: gedichten zijn immers veel makkelijker van buiten te leren dan proza. 

Er bestonden namelijk maar weinig boeken. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst (ca 1450 door Johannes Gutenberg) moest men elk boek met de hand overschrijven. Zo'n handschrift of codex werd door kloostermonniken op bestelling gemaakt en zag er vaak prachtig uit. Het was geschreven op perkament en vaak versierd met miniaturen. Vooral de initialen (beginletters) van elk hoofdstuk waren heel mooi uitgevoerd. 

Dankzij de boekdrukkunst kon men tegen het einde van de Middeleeuwen boeken tamelijk goedkoop op de markt brengen: men kon ze nu zelf lezen in plaats van naar een voordracht ervan te luisteren. 

In die tijd begonnen schrijvers ook hun naam in de boeken te vermelden, wat in de oude handschriften maar zelden gebeurde. De middeleeuwse teksten behoorden als het ware tot de hele gemeenschap en men beschouwde ze niet als geestelijk eigendom van een individu. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Constantijn Huygens
Klaas vloekt en scheldt, en zegt: hij heeft het 
van nature.
Ja, van nature, maar nog veel meer van natt' uren. 

Vraagt gij wat een sneldicht voor een dicht is?
Het is een dicht, dat snel en dicht is. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verlichting
  • Scheiding tussen Kerk en staat
  • Empirisme
  • Rationalisme
  • Encyclopedie
  • Tijdschriften
  • Imaginaire reisverhaal
  • Opkomst van de roman 

Slide 13 - Tekstslide

Over het algemeen heerste er in de 18e eeuw een grotere welvaart dan in de 17e. De bevolking van Europa nam in rap tempo toe, vooral in het oosten, en de burgerij ontwikkelde zich tot de sterkste klasse in economisch opzicht. Tegen het einde van de eeuw wisten ze in sommige landen ook meer politieke macht te veroveren ten koste van de absolute monarchen.
In de Republiek der Verenigde Nederlanden was geen vorst. Diverse stadhouders hadden wel ambitie in die richting, maar ze werden tegengewerkt door het gewest Holland. 
De Republiek was een statenbond met een Staten-Generaal aan het hoofd. Deze was echter een tamelijk machteloos orgaan: in feite gingen alle gewesten hun eigen gang. In de 17e eeuw werden ze bijeengehouden door de gemeenschappelijke vijand Spanje, maar nu dreigde de bond voortdurend ten onder te gaan aan interne conflicten. 
In de tweede helft van de 18e eeuw ontstonden in de Republiek twee politieke stromingen. 
De patriotten streefden naar meer democratie, de prinsgezinden waren de aanhangers van de stadhouders van het huis van Oranje. 
In die tijd was ook in Frankrijk het verzet tegen de koning op gang gekomen, wat leidde tot de Franse revolutie van 1789. De Nederlandse patriotten kregen hulp van de Franse revolutionairen. In 1793 vielen de Fransen de Republiek binnen en stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. In 1795 werd de Bataafse Republiek uitgeroepen. Drie jaar later stelde men de eerste grondwet op, waarin onder andere de scheiding van kerk en staat werd vastgelegd.

De culturele stroming van de 18e eeuw was de Verlichting. Met deze term wilde men aangeven dat in de 18e eeuw het gevoel ontstond dat de wereld langzaam maar zeker duidelijk, helder, 'verlicht' aan het worden was. De mens had als het ware altijd in een geestelijke duisternis geleefd, maar dankzij de inzichten die men in de Renaissance had opgedaan, begon daar een eind aan te komen. Dit kon omdat men zich niet langer gebonden voelde aan wat was overgeleverd van vroeger of wat door Kerk en overheden was voorgeschreven. In plaats daarvan was men gaan onderzoeken hoe de wereld in elkaar zat (empirisme) en dat leidde tot talrijke nieuwe wetenschappelijke inzichten. 

In de 18e eeuw ontstond hieruit de opvatting dat de menselijke ratio (verstand, rede) in staat was álles op te lossen. Vanwege dit rationalisme wordt de Verlichting ook wel aangeduid met termen als 'Tijdperk van de Rede'. 

We kunnen de Verlichting omschrijven als een progressieve stroming waarin allerlei nieuwe ideeën werden verkondigd. (Tegenwoordig wordt het woord 'verlicht' ook gebruikt in de betekenis van vrij van voordelen, vooruitstrevend, ruimdenkend.) In de literatuur treffen we dat nieuwe eigenlijk alleen maar aan in het proza.

De verlichte prozaliteratuur is in essentie didactisch: literatuur was een middel om de lezer nieuwe - rationele - ideeën en opvattingen te bieden en de taal is daarom duidelijk en zakelijk. Het grootste didactische werk uit de Verlichting is de Encyclopédie, waaraan talrijke geleerden meewerken onder leiding van Denis Diderot. In dit werk - dat 35 delen telde - poogde men alle kennis samen te vatten, niet alleen met de bedoeling om de lezer informatie te geven, maar ook om hem de juiste - rationele - weg te tonen. 

Ook verscheen er een groot aantal Tijdschriften. Die tijdschriften waren niet zuiver informatief, maar didactisch-moralistisch. De lezer kon er artikelen vinden over wetenschap, beeldende kunst, literatuur, opvoedkunde enzovoort. Veel artikelen waren in een verhalende vorm gegoten: dialogen, brieven, fabels, reisbeschrijvingen. De stijl ervan was eenvoudig, men wilde de burgerij - die nog weinig ontwikkeld was - opvoeden. 

Heel belangrijk was in de 18e eeuw de episch-didactische literatuur. Het overheersende genre op dit gebied was het imgainaire reisverhaal: een tekst waarin een reis die nooit gemaakt is, beschreven wordt. Dit genre was populair, want het leende zich goed voor didactische doeleinden omdat de reis door allerlei verzonnen landen met verschillende bestuursvormen, waardoor de auteur kon laten zien wat volgens hem wel of niet juist was. 

De belangrijkste literaire vernieuwing in de 18e eeuw is het ontstaan van de roman. Bij de overige genres gaat het niet om de personen die erin optreden, maar de ideeën die achter het verhaal schuilgaan. Bij een roman gaat het juist om het personage: de gebeurtenissen zijn een middel om de persoon te beschrijven. De auteurs proberen karakters te tekenen (psychologische roman) of te laten zien hoe personen in de loop van hun leven veranderen (ontwikkelingsroman). 
De roman ontstond rond 1740 in Engeland, verspreidde zich al snel over heel Europa en ontwikkelde zich in talloze richtingen. In de loop van de 19e eeuw werd hij het belangrijkste en meest gelezen literaire genre, wat hij tegenwoordig nog steeds is. 
Bekende namen
  • Justus van Effen (1684 - 1735)
  • J.A. Schasz (1752 - 1803)
  • Hiëronymus van Alphen (1746 - 1803)
  • Betje Wolff (1738 - 1804) en Aagje Deken (1741 - 1804) 

Slide 14 - Tekstslide

Justus van Effen was secretaris van politieke delegaties en hij maakte onder andere reizen naar Engeland. Hij vertaalde werken an Swift en Defoe in het Frans en het Nederlands, maar ook stukken uit de tijdschriften van Addison en Steele.
In 1731 richtte hij, in navolging van Addison en Steele, De Hollandse Spectator op. Hij verscheen tot 1735 en werd vrijwel helemaal door hem volgeschreven. Eerst was het een weekblad, daarna verscheen het twee keer per week. In zijn blad behandelde Van Effen alle mogelijke onderwerpen: literatuur, taalkunde, sociale problemen, godsdienst. Hij hield een pleidooi voor verdraagzaamheid en gelijkheid van alle mensen, hij bestreed het Hollandse chauvinisme en het calvinistische verzet tegen toneel en ander vermaak. 

J.A. Schasz
Over de schrijver van één van de aardigste imaginaire reisverhalen was twee eeuwen lang alleen maar bekend dat hij nog drie andere imaginaire reisverhalen schreef, maar in 1986 maakte P.J. Buijnsters aannemelijk dat het een pseudoniem was van de schrijver en politicus Gerrit Paape. 
Zoals zoveel imaginaire reisverhalen is Reize door het apenland tegelijk een satire, onder meer op de politieke toestand in Nederland aan het eind van de 18e eeuw. Omdat de huidige lezer daar niets meer van weet, is dit deel van de satire voor hem verloren gegaan. Over blijft echter de aanval op meer algemene zaken zoals het blindelings volgen van de massa van wat de (politieke) leiders zeggen, zelfs tegen elk gezond verstand in. 

In de Verlichting ontstonden nieuwe ideeën over opvoeding. Uitgaande van de gedachte dat de mens in wezen goed is, maar bedorven wordt door een maatschappij, stelde hij dat kinderen zo lang mogelijk in hun kinderwereld moeten blijven. Ze moeten niet tot van alles gedwongen worden, maar juist zoveel mogelijk vrijgelaten worden, want dan zullen ze zich vanzelf tot goede mensen ontwikkelen. Het literaire gevolg hiervan was het ontstaan van jeugdlectuur in het midden van de 18e eeuw. Het belangrijkste Nederlandse jeugdboek uit die tijd is uit de hand van Hiëronymus van Alphen. Hij schreef voor zijn kinderen opvoedkundige gedichtjes, die hij in 1778 - anoniem - publiceerde als Proeve van kleine gedichten voor kinderen.  Het bundeltje had zoveel succes dat hij in hetzelfde jaar een tweede deel publiceerde, nu niet meer anoniem. In 1782 volgde een derde bundel. De populariteit van de drie bundels is enorm geweest en enkele gedichten en regels zijn nog steeds algemeen bekend. De populariteit van Van Alphen is te danken aan het feit dat hij in voor kinderen begrijpelijke taal allerlei wijze lessen geeft, wat geheel paste in de geest van de Verlichting. 

Elizabeth Dekker liet zich op 17-jarige leeftijd schaken door een onbemiddelde jonge militair. Het avontuurtje duurde slechts één dag, maar veroorzaakte een schandaal en verminderde haar kansen op een goed huwelijk aanzienlijk. Vier jaar later trouwde ze met de 52-jarige weduwnaar Adriaan Wolff, een predikant. Het was een verstandshuwelijk dat uitgroeide tot een harmonische verhouding, eerder gebaseerd op respect dan op liefde. 
Een paar jaar na haar huwelijk begon ze gedichten te publiceren en kwam ze in contact met de dichteres Agatha Deken. 
Ze werden correspondentievriendinnen en na de dood van ds. Wolff in 1977 gingen ze samen wonen en samen schrijven. 
In 1782 publiceerden ze de eerste Nederlandse roman: Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. Het verhaal is voor een deel gebaseerd op Betjes eigen lotgevallen: het vertelt over een avontuurlijk jong meisje dat in handen dreigt te vallen van een schurkachtige heer, maar tot bezinning komt en trouwt met een fatsoenlijk man. 
Het is - zoals heel veel romans uit die tijd - een roman in brieven: in 155 brieven, geschreven door allerlei personages, komt de lezer de hele geschiedenis aan de weet. Zo wordt de zaak van alle kanten belicht en het is de ideale vorm om karakters zichzelf te laten uitbeelden door middel van het soort brieven dat ze schrijven. 
Commercieel was Sara Burgerhart een groot succes en de schrijfsters gingen dan ook verder met het nieuwe genre. In 1788 moesten ze vanwege hun patriottistische sympathieën uitwijken naar Frankrijk en lieten hun aanzienlijke kapitaal achter in de handen van een zaakwaarnemer. Die raakte echter door verkeerd beleid alles kwijt. Hun laatste grote roman, Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut werd een commerciële mislukking en toen ze in 1797 in Nederland terugkeerden, restte hun een leven in stille armoede. Ze overleden kort na elkaar in 1804: Betje op 5 november, Aagje op 14 november. 

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De Romantiek
  • 1815 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • 1848 Vrijheid van godsdienst en onderwijs
  • Reactie op rationalisme: gevoel centraal
  • Weltschmerz
  • Sehnsucht

Slide 18 - Tekstslide

Aan het einde van de 18e eeuw hadden de ideeën van de Verlichting zo'n grote verbreiding gekregen, dat ze tot politieke veranderingen leidden. Het liberalisme werd de overheersende ideologie van de 19e eeuw. Overal trachtte de burgerij meer politieke invloed te krijgen en streefden volkeren naar onafhankelijkheid. In de noordelijke Nederlanden kwamen in 1795 de 'patriotten' in opstand tegen de Republiek der Verenigde Nederlanden. Met behulp van een Frans invasieleger werd de Bataafse Republiek uitgeroepen, die echter niet lang stand zou houden want in 1810 maakte Napoleon Nederland tot een Franse kolonie. In 1815 werd Napoleon definitief verslagen en werd het noorden herenigd met het zuiden tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In 1830 scheidde het Koninkrijk België zich af. Na de afscheiding ontstond in het noorden een drang naar politieke vernieuwing, waarbij liberalen een grote rol speelden. In 1848 werden de bevoegdheden van de Tweede Kamer uitgebreid en werd de vrijheid van godsdienst en onderwijs vastgelegd. 

In de late 18e en vooral in de 19e eeuw werden de politieke idealen van de Verlichting in de praktijk gebracht. Op cultureel gebied was men toen echter alweer een stap verder: aan het einde van de 18e eeuw werd de Verlichting opgevolgd door de Romantiek.

In de 18e eeuw had men alles wat niet in overeenstemming was met de ideeën van de Verlichting afgewezen als 'romantisch'. Dit woord had toen een negatieve betekenis; het betekende zoiets als fantastisch, vergezocht, overdreven. Tegen het einde van de 18e eeuw gaat het woord geleidelijk een positievere betekenis krijgen en wordt het de aanduiding voor een nieuwe cultuurstroming, die diametraal tegenover de Verlichting.

In reactie op het rationalisme van de Verlichting legden de romantische schrijvers de nadruk op het gevoel. Twee gevoelens spelen hierbij een overheersende rol: Weltschmerz en Sehnsucht. Met deze Duitse begrippen doelt men respectievelijk op de romantische melancholie (droefgeestigheid) en op het romantische verlangen naar het onbereikbare geluk: de ideale geliefde, de ideale maatschappij, de ideale vriendschap. Die gevoelens werden niet zonder meer negatief gewaardeerd: het was eerder zo dat schrijvers melancholie en onvervulde verlangens koesterden al inspiratiebronnen voor hun kunst. 
Belangrijke namen
  • Hildebrand (1814 - 1903)
  • Piet Paaltjens (1835 - 1894) 
  • Multatuli (Eduard Douwes Dekker) (1820 - 1887)

Slide 19 - Tekstslide

Na een aantal zéér romantische dichtbundel schreef de Leidse theologiestudent Nicolaas Beets onder het psuedoniem Hildebrand de verhalenbundel Camera Obscura, die een van de populairste werken uit onze literatuur zou worden. De titel slaat op de 19e-eeuwse voorloper van het fototoestel. 'De camera obscura bestond uit een lichtdichte doos met in de voorkant een klein gaatje en een matglas aan de achterkant. Op het matglas werd dan een omgekeerd en spiegelverkeerd beeld gevormd. Voor de tijd van de fotografie werd de camera obscura gebruikt bij modelstudies en dergelijke. Daartoe werd het matglasbeeld overgetrokken of nagetekend. 
In de Camera Obscura gaf Hildebrand een satirisch beeld van de Hollandse burgerij uit de eerste helft van de 19e eeuw: hij maakte als het ware kleine portretjes van leden van deze stand.

Tijdens zijn theologiestudie te Leiden publiceerde Francois HaverSchmidt in de Leidse studentenalmanak een reeks gedichten onder de titel Bloemlezing uit de dichterlijke nalatenschap van Piet Paaltjens voorafgegaan door een voorbericht van F.H.. Hij deed het voorkomen alsof hij uit de gedichten van zijn vriend Piet Paaltjens een kleine keuze had gemaakt en deze nu aan het Leidse publiek aanbood. 
In 1867 - hij was inmiddels predikant - gaf hij onder de naam Piet Paaltjens de bundel Snikken en grimlachjes uit, die opent met een 'levensschets' van Paaltjens door F.H. 
Het verzinnen van de figuur Piet Paaltjens was niet zomaar een grap van HaverSchmidt. In de figuur van Paaltjens hekelde hij dweperij, de overdreven gevoeligheid, het koketteren met het eigen verdriet. HaverSchmidt was een romanticus van het zuiverste water, die voortdurend met zichzelf overhoop lag. Na de dood van zijn vrouw in 1891 werden zijn depressies steeds heviger en pleegde hij zelfmoord. De gedichten krijgen hierdoor een dubbele betekenis: het zijn grappige parodieën op de overdreven romantische poëzie van die dagen en tegelijk zijn het zeer persoonlijke ontboezemingen, waarin door de dwaasheden een sombere levensangst klinkt. 

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies