In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Quiz: Voortplanting
Slide 1 - Tekstslide
Wat bevindt zich in de celkern?
A
eiwitten
B
enzymen
C
chromosomen
D
vetten
Slide 2 - Quizvraag
Waaruit bestaan chromosomen?
A
DNA
B
RNA
C
koolhydraten
D
eiwitten
Slide 3 - Quizvraag
Hoeveel chromosomenparen heeft een lichaamscel bij de mens?
A
46
B
23
C
44
D
22
Slide 4 - Quizvraag
Leg uit waarom chromosomen in een lichaamscel per twee voorkomen.
Slide 5 - Open vraag
Uit hoeveel ketens bestaat DNA?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 6 - Quizvraag
Waaruit bestaat DNA?
Slide 7 - Open vraag
Welke organische basen horen bij elkaar?
A
A & C
T & G
B
A & T
C & G
C
T & C
A & G
D
A & U
G & C
Slide 8 - Quizvraag
Hoe heet het rode gedeelte op de afbeelding?
A
fosforzuur
B
desoxyribose
C
suiker
D
organische base
Slide 9 - Quizvraag
Wat is mRNA?
A
een tijdelijke kopie van het DNA in de celkern
B
een afgebakend stukje DNA dat een bepaald kenmerk bepaalt
C
een eiwit dat bouwstenen vormt voor het lichaam
Slide 10 - Quizvraag
Een afgebakend stukje DNA dat uit een bepaalde opeenvolging van basen bestaat is …
A
een eiwit
B
mRNA
C
een aminozuur
D
een gen
Slide 11 - Quizvraag
1) Elke code (drie letters) in het mRNA staat voor een aminozuur. 2) Er wordt een kopie gemaakt van het DNA, het mRNA. 3) In het cytoplasma wordt het gelezen en vertaald naar een eiwit. 4) Deze aminozuren vormen op hun beurt een eiwit of proteïne. 5) Het mRNA wordt naar het cytoplasma gebracht.
Slide 12 - Open vraag
Gentechnologie is een ...
A
techniek waarbij mRNA aangepast wordt.
B
voorbeeld van CRISPR-Cas9
C
techniek waarmee je gericht en doelbewust erfelijke informatie kan aanpassen
D
apparaat dat je erfelijke informatie kan lezen
Slide 13 - Quizvraag
Gentechnologie kan gebruikt worden om …
A
een erfelijke ziekte zoals mucoviscidose uit de wereld te laten verdwijnen
B
planten resistent te maken tegen ziektes
C
een baby met blauwe ogen te maken
D
een hond te laten veranderen in een kat
Slide 14 - Quizvraag
Een zygote is een ander woord voor …
A
mitose
B
een bevruchte eicel
C
een haploïde cel
D
een voortplantingscel
Slide 15 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde
type celding:
mitose
meiose
Slide 16 - Sleepvraag
De voortplantingscellen worden gemaakt door …
A
mitose
B
meiose
Slide 17 - Quizvraag
Waarom worden de zaadcellen en eicellen via meiose gemaakt?
Slide 18 - Open vraag
Wat is een haploïde cel?
A
een cel met de helft van het aantal chromosomen
B
een cel met 46 chromosomen
C
een cel met dubbel zoveel chromosomen
D
een cel met 23 chromosomenparen
Slide 19 - Quizvraag
Horen volgende zinnen bij de mitose of de meiose?
mitose
meiose
a) gebeurt overal in het lichaam
b) aanmaak van eicellen en zaadcellen
c) halveringsdeling
d) vormt twee identieke diploïde cellen
e ) aanmaak van lichaamscellen
f ) vormt vier unieke haploïde cellen
Slide 20 - Sleepvraag
Wat is crossing-over?
A
het verdubbelen van chromosomen tijdens mitose
B
het verdubbelen van chromosomen tijdens meiose
C
het uitwisselen van stukjes chromosomen tijdens de mitose
D
het uitwisselen van stukjes chromosomen tijdens de meiose
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een karyogram?
A
de geslachtschromosomen
B
de verzameling van waarneembare eigenschappen
C
een scan van je hart
D
een voorstelling van de chromosomen
Slide 22 - Quizvraag
Marie heeft blonde haren. Dit is een ...
A
genotype
B
fenotype
Slide 23 - Quizvraag
Erfelijke eigenschappen zijn ...
A
veranderingen van het fenotype
B
eigenschappen die je van je ouders krijgt via de genen
C
eigenschappen die je krijgt van je omgeving
D
tijdelijke veranderingen van het genotype
Slide 24 - Quizvraag
Bij een … verandert er niets aan het genotype.
A
modificatie
B
mutatie
Slide 25 - Quizvraag
Een modificatie is ...
A
een eigenschap die je van je ouders krijgt via de genen
B
een eigenschap die je krijgt van je omgeving
C
een tijdelijke verandering van het fenotype
D
een tijdelijke verandering van het genotype
Slide 26 - Quizvraag
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het mannelijke geslachtsorgaan?
teelbal
bijbal
prostaat
zaadblaasje
penis met zwellichamen
zaadleider
1
2
3
4
5
6
7
Slide 27 - Sleepvraag
Wat is de functie van de bijballen?
A
aanmaak van zaadcellen en testosteron
B
rijping en opslag van zaadcellen
C
bescherming van teelballen
D
productie van melkachtige vloeistof voor de zaadcellen
Slide 28 - Quizvraag
De zaadblaasjes produceren voorvocht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Geef de functie van de prostaat.
Slide 30 - Open vraag
Het hormoon testosteron wordt aangemaakt in de …
A
bijballen
B
teelballen
C
klieren van Cowper
D
prostaat
Slide 31 - Quizvraag
Van aanmaak zaadcel tot de zaadlozing
Zaadcellen worden geproduceerd in de ... .
Daarna worden ze bewaard in de ... en rijpen ze verder.
De zaadcellen gaan via de ... op weg naar de urinebuis.
De ... voegen zaadvocht toe aan de zaadcellen. Nu spreek je van sperma.
Bij een zaadlozing of ejaculatie sluit de prostaatklier de ... af zodat het sperma naar buiten kan.
De ... zorgen als laatste voor de productie van voorvocht.
teelballen
bijballen
zaadleiders
zaadblaasjes en prostaatklier
urinebuis
klieren van Cowper
Slide 32 - Sleepvraag
Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijk geslachtsorgaan?
binnenste schaamlippen
eierstokken
baarmoeder
eileiders
vagina
clitoris
12
13
15
14
5
6
7
Slide 33 - Sleepvraag
In welk orgaan ontwikkelt het embryo zich?
A
de eierstokken
B
de baarmoeder
C
de vagina
D
de eileiders
Slide 34 - Quizvraag
Geef de functie van de eileiders.
Slide 35 - Open vraag
De binnenste schaamlippen stimuleren vaginale vochtafscheiding.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 36 - Quizvraag
Geef de functie van de eierstokken.
Slide 37 - Open vraag
Een hormoon is een stof die wordt aangemaakt door een …
A
bot in het lichaam en invloed heeft op een ander orgaan
B
spier in het lichaam en invloed heeft op een ander orgaan
C
klier in je lichaam en invloed heeft op een ander orgaan
D
zenuw in het lichaam en invloed heeft op een ander orgaan
Slide 38 - Quizvraag
Hoe heet de klier midden in je hoofd waar veel hormonen worden aangemaakt?
Slide 39 - Open vraag
Wat gebeurt er als er te veel testosteron in je bloed zit?
A
De zenuwen geven het signaal om te stoppen met de aanmaak van testosteron.
B
Het te veel aan testosteron wordt omgezet in vet.
C
Het te veel aan testosteron wordt uitgeplast.
D
De hypofyse geeft het signaal om te stoppen met de aanmaak van testosteron.
Slide 40 - Quizvraag
Leg negatieve terugkoppeling uit aan de hand van het hormoon testosteron.
Slide 41 - Open vraag
Wat is geen functie van testosteron?
A
aanmaak van zaadcellen
B
zorgt voor lichaamsbeharing
C
groei van de prostaat
D
productie van witte bloedcellen
Slide 42 - Quizvraag
Testosteron wordt aangemaakt vanaf …
A
de leeftijd van 20 jaar
B
de puberteit
C
de geboorte
D
het moment waarop er meer lichaamsbeharing groeit
Slide 43 - Quizvraag
Mannen met overgewicht hebben doorgaans een verminderde testosteronproductie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 44 - Quizvraag
Een tekort aan testosteron zorgt voor …
A
minder vet
B
de puberteit
C
onvruchtbaarheid
D
veel lichaamsbeharing
Slide 45 - Quizvraag
Lichaamsbeharing, een mannelijke lichaamsbouw en een lage stem zijn …
A
gevolgen van een normale hoeveelheid testosteron
B
gevolgen van een tekort aan testosteron
C
secundaire geslachtskenmerken
D
primaire geslachtshormonen
Slide 46 - Quizvraag
Welke hormonen zijn vrouwelijke geslachtshormonen?
A
testosteron
B
progesteron
C
oestrogeen
D
glucagon
Slide 47 - Quizvraag
De vrouwelijke geslachtshormonen worden aangemaakt vanaf ...
A
de geboorte tot de menopauze
B
de puberteit tot de menopauze
C
de geboorte tot de leeftijd van 50 jaar
D
de puberteit tot de leeftijd van 50 jaar
Slide 48 - Quizvraag
Het hormoon … zorgt voor de eisprong.
A
LH
B
FSH
C
progesteron
D
oestrogeen
Slide 49 - Quizvraag
… is een follikel die volledig gerijpt is.
A
Een Graafse follikel
B
Een zygote
C
Een geel lichaam
D
FSH
Slide 50 - Quizvraag
Wat zijn de functies van het geel lichaam?
A
productie van progesteron
B
productie van testosteron
C
productie van oestrogeen
D
rijping van de eicel
Slide 51 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de aanmaak van progesteron en oestrogeen als de bevruchte eicel zich niet ingenesteld heeft?
A
het blijft hetzelfde
B
het neemt toe
C
enkel oestrogeen wordt nog aangemaakt
D
het stopt
Slide 52 - Quizvraag
Wat is geen functie van progesteron?
A
zorgt voor borstvoeding
B
borstvorming
C
beschermt de beenderen
D
helpt de foetus voeden en groeien
Slide 53 - Quizvraag
Wat is geen functie van oestrogeen?
A
aanpassing lichaamstemperatuur
B
versterkt de botten
C
voorbereiding voor innesteling van bevruchte eicel