Vragen GGZ tm week 3

Wat gaan we vandaag doen?
  • Quiz...
  • Werken aan opdrachten die je nog niet af hebt
  • Werken aan je logboek
  • zelf kiezen welke opdrachten je verdieping in wil zoeken
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
verpleegkunde ghzMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  • Quiz...
  • Werken aan opdrachten die je nog niet af hebt
  • Werken aan je logboek
  • zelf kiezen welke opdrachten je verdieping in wil zoeken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stellingen over psychiatrische stoornissen zijn juist?
A
Psychiatrische zorgvragers zijn vaak mensen met een lage intelligentie.
B
Iemand die zich abnormaal gedraagt, heeft een psychiatrische stoornis
C
Niet alle gedrag dat afwijkt, is een symptoom van een psychiatrische stoornis.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

‘Ieder mens, dus ook een persoon met een psychiatrische aandoening, heeft het recht om zelf te beslissen over zijn eigen leven.’ Dit hoort bij...
A
Bestwil
B
Autonomie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

‘Zorgverleners weten wat goed is voor de zorgvrager. Zij kunnen beter kiezen voor de zorgvrager. Die kan het immers zelf niet.’ Dit hoort bij …..
A
Bestwil
B
Autonomie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling over schizofrenie zijn juist?
A
De acute fase wordt overheerst door wanen en hallucinaties.
B
Schizofrenie begint met een psychose.
C
De stoornis ontwikkelt zich altijd heel langzaam

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ibrahim is zijn huis uit gevlucht. Daar zijn ‘ze’ nu ook al. Hij voelt zich niet meer veilig. Op straat klampt hij mensen aan om hulp. Een ander moment ziet hij ‘de vijand’ in een omstander en probeert die aan te vallen met een tak die op straat ligt. De politie wordt gebeld..
Welke zorgvorm wordt waarschijnlijk voor of door de betreffende zorgvrager ‘gekozen’?
A
PZT of deeltijdbehandeling
B
Bemoeizorg
C
Klinische behandeling/opname
D
E-mental health

Slide 6 - Quizvraag

Als psychiatrische problemen zo ernstig zijn en ambulante of deeltijdbehandeling niet helpen, kan een opname in een kliniek nodig zijn. Ook kan opname nodig zijn bij een acute crisis door psychiatrische problemen. Hierbij kun je denken aan een zorgvrager die zo in de war is dat hij een gevaar voor zichzelf of voor zijn omgeving vormt. 

Bij psychiatrische zorg thuis (PZT) komt een verpleegkundige aan huis om de zorgvrager persoonlijke steun en begeleiding te bieden. PZT wordt geboden om psychiatrische klachten te verminderen en om te voorkomen dat een zorgvrager een klinische opname nodig heeft. 

Beschermd wonen is een zorgvorm voor zorgvragers met (langdurige) psychiatrische problematiek die klinische opname niet nodig hebben, maar voor wie thuiszorg te weinig soelaas biedt. Het gaat dan om zorgvragers die (nog) niet geheel zelfstandig kunnen wonen en functioneren in de samenleving

Deeltijdbehandeling staat voor alle vormen van parttime behandeling. Deeltijdbehandeling is bedoeld voor zorgvragers met psychiatrische problemen voor wie ambulante behandeling onvoldoende steun biedt, maar voor wie een opname in een kliniek weer te intensief is

Bemoeizorg is hulp aan zorgvragers die in hun eigen beleving geen hulpvraag hebben of er niet toe komen. (bijv. Leger des heils)

E-mental health is hulp via het internet
Noem de twee kerntaken van een psychiatrisch verpleegkundige....

Slide 7 - Woordweb

Kerntaak 1: Het bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces. 

Kerntaak 2: Werken aan kwaliteit en deskundigheid.
Welke criteria voor het vaststellen van gestoord gedrag klopt?
A
Gedrag wijkt af van de sociale norm
B
Gedrag heeft ongemak, lijden of bezorgdheid tot gevolg bij de persoon zelf en/of bij de omgeving
C
De persoon kan zich niet anders gedragen dan hij doet
D
Gedragskenmerken zijn te herkennen en te ordenen binnen DSM-5.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gedrag = Gestoord gedrag ..
A
hard praten
B
denken dat je Jezus bent
C
in het openbaar in je neus peuteren
D
tics hebben

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag is een combinatie van psychologisch functioneren, het eindproduct van de hersenen en de interactie tussen de persoon en zijn leefwereld.
A
biopsychosociaal
B
magisch/religieus
C
biologisch
D
psychologisch

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag is het resultaat van de interactie tussen de persoon en zijn leefwereld.
A
magisch/religieus
B
psychologisch
C
biologisch
D
sociaal cultureel

Slide 11 - Quizvraag

De biologische benadering is de klassieke medische invalshoek. De behandelaar gaat ervan uit dat gedrag het eindproduct is van de hersenen. Dit betekent dat afwijkend gedrag het resultaat kan zijn van niet goed functionerende hersenen en dat dit mogelijk het gevolg is van erfelijke factoren, afwijkingen in de hersenen, niet goed functioneren van de neurotransmitters of problemen met de hormoonproducerende cellen in de hersenen.

Bij de psychologische invalshoek gaat de behandelaar ervan uit dat (afwijkend) gedrag de uitdrukking is van iemands psychologisch beleven en leven (psychologisch functioneren).. bijv angsten en emoties

sociaal-culturele=. Een zorgvrager met een psychiatrische stoornis is dan het symptoom van een niet-functionerend sociaal-cultureel systeem. Dat kan bijvoorbeeld gaan om de invloed van een familie- of gezinssituatie die uit balans is of dat in het gezin ernstige communicatieproblemen zijn. 
Wat staat er in een behandelplan?

Slide 12 - Open vraag

In elk geval de behandeldoelen van de betrokken disciplines, acties om die doelen te realiseren, wanneer er wordt geëvalueerd.
Door welke drie factoren krijgt het woon-/leefmilieu betekenis?

Slide 13 - Open vraag

de ruimte, de tijd en het handelen
De zorgvrager hoort, ziet, ruikt of proeft dingen die er niet zijn. Dit zijn...
A
wanen
B
hallucinaties

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De zorgvrager heeft gedachten en overtuigingen die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Dit zijn...
A
wanen
B
hallucinaties

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke symptomen kunnen aanwezig zijn bij de stoornis schizofrenie?
A
een duidelijke aanwezigheid van hallucinaties
B
ernstig gedesorganiseerd gedrag of gedrag met sterke bewegingsverstarring (katatoon gedrag)
C
een duidelijke aanwezigheid van wanen
D
negatieve symptomen als gevoelsvervlakking of initiatiefverlies

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een manier om de diagnostische kenmerken voor schizofrenie te ordenen, is ze onder te verdelen in positieve symptomen en negatieve symptomen...

Welke symptomen zijn Negatieve Symptomen?
A
Beperkte sociale interactie en/of sociaal isolement Sterk verminderde aandacht en concentratie
B
Hallucinaties Impulsief gedrag

Slide 17 - Quizvraag

De samenhang tussen wat hij denkt, voelt en wil is weg. Hij heeft de greep op zichzelf verloren en is niet meer in staat om zijn belevingen aan de werkelijkheid te toetsen. Er is een breuk met de werkelijkheid. Hierdoor ontstaan gedragingen die je normaal gesproken bij gezonde mensen niet ziet. Deze ‘nieuwe gedragingen’ noem je positieve symptomen of ook wel psychotische symptomen genoemd.
De belangrijkste positieve symptomen van schizofrenie zijn verstoorde gedachten, verstoorde (zintuiglijke) waarnemingen en verstoorde aandacht

Bij negatieve symptomen ontbreekt gedrag wat normaal gesproken wel bij een mens aanwezig is om goed te kunnen functioneren. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld de behoefte jezelf te verzorgen, iets leuks te gaan doen, contact te maken met anderen en/of activiteiten te plannen en uit te voeren.

Psychotische (positieve) en negatieve symptomen kunnen naast elkaar aanwezig zijn. 
Aan het werk + Huiswerk
Logboek
Opdrachten
Verdieping= slaap/ waakritme (zie LWP week 3 aan het eind)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies


Allemaal een fijne vakantie gewenst!!!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies