Paragraaf 6.2

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan het verschil tussen Hoog-Nederland en Laag-Nederland uitleggen.
  • Je kan uitleggen hoe de heuvels in Limburg zijn gevormd.
  • Je kan met behulp van de begrippen 'ontspringen', 'aftakkingen' en 'uitmonden' uitleggen hoe rivieren stromen.
  • Je kan benoemen waar rivierklei de grondstof van is.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
  • Waarom heet Nederland zo?
  • Noem twee voorbeelden van een kunstmatige grens.
  • Noem twee voorbeelden van een natuurlijke grens.
  • Hoe verdedigt Nederland zich tegen het water? Noem twee voorbeelden. 
  • Waarom wilde Luther de rooms-katholieke kerk hervormen?
  • Leg uit wat het verschil is tussen de rooms-katholieke kerk en de protestantse kerk?

Slide 4 - Tekstslide

Hoog-Nederland
  • Hoog-Nederland & Laag-Nederland
  • Reliëf: hoogteverschillen in een landschap.

Slide 5 - Tekstslide

Hoog-Nederland
  • Limburgse heuvels:
  • Het gebied is miljoenen jaren geleden omhooggeduwd 
  • Rivieren en beekjes die hebben het gebied uitgeslepen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Hoog-Nederland
  • De bodem van de Limburgse heuvels is bedekt met: löss.
  • Dat zijn hele fijne zandkorreltjes die erg vruchtbaar zijn.
  • Daarom is de grond in Zuid-Limburg erg geschikt voor akkerbouw.
  • In andere gebieden van Hoog-Nederland liggen zandlandschappen.
  • Zand is niet vruchtbaar, dus vind je hier veel veeteelt.

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees: 6.2.1
Maak: 1 t/m 5
Eerder klaar? Werk alvast verder.
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Het afvoerputje van Europa
  • Twee grote rivieren stromen Nederland binnen: de Maas & en de Rijn
  • De Rijn splitst zich af in de Waal, de Neder-Rijn en de IJssel
  • Die afsplitsingen noemen we aftakkingen.

Slide 10 - Tekstslide

Het afvoerputje van Europa
  • Rivieren ontspringen bijvoorbeeld in de bergen door het smelten van ijs of in gebieden met veel regenval.
  • In de buurt van rivieren vind je veel rivierklei. 
  • Daar worden in fabrieken bakstenen van gebakken.
  • Een natuurlijk materiaal wat bewerkt moet worden om er een product van te maken noemen we een grondstof.

Slide 11 - Tekstslide

Het afvoerputje van Europa
  • Een klein stukje verder van de rivieren vind je een combinatie van rivierklei en zand in de bodem.
  • Door deze combinatie is de grond erg vruchtbaar.
  • Langs de grote rivieren is er veel tuinbouw. Daar wordt fruit geteeld.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees: 6.2.2
Maak: 6 t/m 10
Eerder klaar? Werk alvast verder.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Van water land maken
  • 11.000 jaar geleden kwam er een einde aan de laatste ijstijd.
  • Het ijs dat over Nederland lag smolt en de zeespiegel steeg.
  • Dat zorgde voor veel overstromingen in Laag-Nederland.
  • Net als rivieren neemt ook de zee allerlei materialen mee: zoals bijvoorbeeld zand en klei.
  • Door eb en vloed werden zandkorrels en kleideeltjes neergelegd op het land.
  • Aan de kust bleef vooral zand liggen, daardoor ontstonden de duinen.

Slide 14 - Tekstslide

Van water land maken
  • 11.000 jaar geleden kwam er een einde aan de laatste ijstijd.
  • Het ijs dat over Nederland lag smolt en de zeespiegel steeg.
  • Dat zorgde voor veel overstromingen.
  • Net als rivieren neemt ook de zee allerlei materialen mee: zoals bijvoorbeeld zand en klei.
  • Door eb en vloed werden zandkorrels en kleideeltjes neergelegd op het land.
  • Aan de kust bleef vooral zand liggen, daardoor ontstonden de duinen.

Slide 15 - Tekstslide

Van water land maken
  • Verder landinwaarts bleven de kleideeltjes liggen. 
  • Daardoor ontstond er een zeekleilandschap.
  • Zeeklei is vruchtbaar maar:
  • Als er de grond te nat is, is het niet meer geschikt voor akkerbouw
  • Daarom vind je hier ook veeteelt, want daar is de grond wél geschikt voor

Slide 16 - Tekstslide

Van water land maken
  • Door al die overstromingen vroeger bleef veel zeewater achter de duinen liggen.
  • Het gebied daar was dus erg moerassig en er lagen veel meren.
  • Vanaf de vijftiende eeuw konden deze met molens worden drooggemalen.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees: 6.2.3
Maak: 11 t/m 13
Eerder klaar? Werk alvast verder.
timer
6:00

Slide 18 - Tekstslide

Cultuurlandschappen
  • We hebben het hiervoor gehad over hoe de natuur het landschap verandert.
  •  Maar wij mensen veranderen het landschap ook.
  • Een landschap dat onder invloed van de mens is gevormd noemen we een cultuurlandschap.
  • Bijvoorbeeld: de hunebedden (prehistorie)
  • Of ietsje later: Nijmegen (gesticht door de Romeinen)

Slide 19 - Tekstslide

Cultuurlandschappen
  • Rond het jaar 1000 groeide de bevolking en de handel nam toe.
  • Daardoor groeide de steden die aan de rivieren lagen: urbanisatie.
  • Steden werden nóg groter vanaf het jaar 1500. 
  • Dat kwam doordat door de ontdekkingsreizen er over de hele wereld over zee werd gehandeld. 
  • Al die mensen in de steden moesten eten: in de 17e eeuw werd daarom het land rondom Amsterdam drooggelegd.
  • Zo'n drooggelegd stuk land wordt een polder genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Cultuurlandschappen
  • In de 20e eeuw was bijna heel Nederland al veranderd door de mens.
  • Bijna heel Nederland was dus een cultuurlandschap geworden.
  • Omdat de bevolking bleef groeien steeg de vraag naar voedsel.
  • Men begon daarom met de inpoldering van Flevoland. 
  • Sindsdien hebben we een nieuwe provincie in Nederland! 

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees: 6.2.4
Maak: 14 t/m 17
Eerder klaar? Werk alvast verder.
timer
6:00

Slide 22 - Tekstslide