Met de oefentoets van vandaag kan je nog je punt verbeteren!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Resultaten Lesson Up thema 3.
2D
2A
Met de oefentoets van vandaag kan je nog je punt verbeteren!
Slide 1 - Tekstslide
Let op, vanaf nu:
Serieus geantwoord? Goed meegedaan?= pluspunt.
Alle vragen beantwoord?= pluspunt.
Direct vanaf het begin je eigen naam gebruikt zonder rare toevoeging?= pluspunt.
Indien je tijdens de quiz eruit ligt/ of niet mee kan doen voor enkele vragen kan je dit aangeven op de laatste slide. Anders even op een papiertje en aan mij geven.
Slide 2 - Tekstslide
OEFENTOETS
Slide 3 - Tekstslide
2 minuten voordat de les begint
log in in LessonUp
stilte
timer
2:00
Slide 4 - Tekstslide
uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
Slide 7 - Quizvraag
In de rode cirkel zie je:
A
Een rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Een witte bloedcel
D
Een blauwe bloedcel
Slide 8 - Quizvraag
In de rode cirkel zie je:
A
Een rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Een witte bloedcel
D
Een blauwe bloedcel
Slide 9 - Quizvraag
In de rode cirkel zie je:
A
Een rode bloedcel
B
Bloedplaatje
C
Een witte bloedcel
D
Een blauwe bloedcel
Slide 10 - Quizvraag
Het bloed gaat naar de longen om
A
zuurstof weg te brengen
B
koolstofdioxide op te halen
C
zuurstof wegbrengen koolstofdioxide ophalen
D
zuurstof ophalen koolstofdioxide wegbrengen
Slide 11 - Quizvraag
De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen
Slide 12 - Quizvraag
Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen
Slide 13 - Quizvraag
Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer
Slide 14 - Sleepvraag
welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten
Slide 15 - Quizvraag
Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
'Dunne' wand, weinig gespierd
Vervoert bloed
van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling
Slide 16 - Sleepvraag
Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
de aorta
Slide 17 - Quizvraag
Je kunt je hartslag meten bij je pols. Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat
Slide 18 - Quizvraag
In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
aders
B
haarvaten
C
slagaders
D
de holle aders
Slide 19 - Quizvraag
Slagaders
Aders
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam
Slide 20 - Sleepvraag
Wat is waar? 1. Aders: bloeddruk laag 2. Slagaders: dik, stevige, elastische wand
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar
2: nietwaar
D
1: nietwaar
2: waar
Slide 21 - Quizvraag
In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten
sleep deze naar de juiste naam
rechter boezem
Aorta
krans slagader
Long slagader
Slide 22 - Sleepvraag
Verzoorzaakt door: OVERGEWICHT
Veroorzaakt door: ONDERGEWICHT
hart- en vaatziektes
Suikerziekte (type 2)
snel ziek worden
Bloedarmoede
Slide 23 - Sleepvraag
Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 24 - Quizvraag
Het bloed neemt koper op uit het voedsel en vervoert het naar de lever.
Het bloedvat dat bloed vanuit de darmen naar de lever vervoert, is in de afbeelding aangegeven met nummer 11.
Hoe heet dit bloedvat?
darmslagader
leverader
leverslagader
poortader
Slide 25 - Sleepvraag
nierader
leverslagader
halsader
leverader
halsslagader
nierslagader
Poortader
Slide 26 - Sleepvraag
nr 6 en nr 7
A
6. dikke darmslagader
7: dunne darmslagader
B
6. dikke darmslagader
7: dunne darmader
C
6. dikke darmader
7: dunne darmslagader
D
6. darmslagader
7: darmader
Slide 27 - Quizvraag
nr 9 en nr 11
A
9. dunne darmader
11: holle ader
B
9. poortader
11: holle ader
C
1. poortader
2: leverader
D
1. leverslagader
2: poortader
Slide 28 - Quizvraag
Welke ader vervoert zuurstofrijk bloed?
A
Lichaamsaders
B
Longader
C
Leverader
D
Poortader
Slide 29 - Quizvraag
Welke slagader vervoert zuurstofarm bloed?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Hoofdslagader
D
Kransslagader
Slide 30 - Quizvraag
Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 31 - Quizvraag
In welke bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
Slide 32 - Quizvraag
Tot welke bloedsomloop hoort de aorta?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
Slide 33 - Quizvraag
Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 34 - Quizvraag
In welke volgorde stroomt het bloed?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten
Slide 35 - Quizvraag
De hartkleppen vormen de scheiding tussen
A
Boezems en aders
B
Kamers en aders
C
Boezems en kamers
D
Boezems en slagaders
Slide 36 - Quizvraag
hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 37 - Quizvraag
De hartkleppen zorgen ervoor dat bloed
A
sneller stroomt
B
niet terugstroomt in de boezems
C
niet terugstroomt in de kamers
D
langzamer stroomt
Slide 38 - Quizvraag
De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers
Slide 39 - Quizvraag
A noemen we ......
A
rechterboezem
B
rechterkamer
C
linkerboezem
D
linkerkamer
Slide 40 - Quizvraag
Eet alleen maar sla en groeten om hart en vaatziekten te voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 41 - Quizvraag
Hoe noem je een bloedvat dat verstopt raakt door een stolsel?
A
cholesterol
B
trombose
Slide 42 - Quizvraag
Hoe noem je de vettige stof die een bloedvat nauwer kan maken?
A
cholesterol
B
trombose
Slide 43 - Quizvraag
Wat moet je niet doen voor de goede werking van je hart?
A
heel veel bewegen
B
veel vet eten
C
weinig bewegen
D
weinig bewegen en vet eten
Slide 44 - Quizvraag
Wat hebben je organen nodig?
A
zuurstof en CO2
B
voedingstoffen en CO2
C
zuurstof en voedingsstoffen
Slide 45 - Quizvraag
Welk bloedvat raakt verstopt tijdens een hartinfarct?
A
Aorta
B
Kransslagader
C
Poortader
D
Haarvat
Slide 46 - Quizvraag
Lag je eruit? Kon je niet alle vragen maken? Noteer hieronder waar je gebleven bent en de reden.