Ga rustig zitten, doe je jas uit en je telefoon in het zakje. Leg de juiste spullen op tafel.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
WELKOM
De les start met oefenen in NUMO.
Ga rustig zitten, doe je jas uit en je telefoon in het zakje. Leg de juiste spullen op tafel.
Slide 1 - Tekstslide
K3 Kern les 54
Retorische vraag & ironie
Nodig: Kern hoofdstuk 54
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Voorbeeld van een retorische vraag
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld van ironie
Slide 5 - Tekstslide
Vraag 1:
A
Maak dat speelgoed maar kapot.
B
Doe eens voorzichtig met dat speelgoed.
C
Geef dat speelgoed maar aan mij.
D
Waarom maak je dat speelgoed kapot?
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Vraag 2: Is dit een retorische vraag: ja of nee? Weet u de weg naar het station?
Slide 8 - Open vraag
Vraag 2: Is dit een retorische vraag: ja of nee? Kun je niet een beetje uit je doppen kijken?
Slide 9 - Open vraag
Vraag 2: Is dit een retorische vraag: ja of nee? Kun je me even helpen met die vraag?
Slide 10 - Open vraag
Vraag 2: Is dit een retorische vraag: ja of nee? Ben je wel helemaal normaal?
Slide 11 - Open vraag
Vraag 4: "Wat weet jij nu van huiswerk maken?" zegt een docent tegen een leerling die nooit zijn huiswerk af heeft. Leg uit waarom dit een retorische vraag is.
Slide 12 - Open vraag
Vraag 5: Waaraan herken je een retorische vraag?
Slide 13 - Woordweb
Vraag 6: schrijf de retorische vragen in je map. Daarna gaan we dit bespreken.
Slide 14 - Tekstslide
Vraag 7: schrijf jouw antwoorden in je map. Daarna gaan we dit bespreken.
Slide 15 - Tekstslide
Vraag 8: bedenk zelf een retorische vraag.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Vraag 9:
Slide 18 - Tekstslide
Vraag 10: Waaraan herken je ironie?
Slide 19 - Open vraag
Vraag 11:
A
Nee, lieve laptop.
B
"Kan geen contact maken met de printer."
C
Vanaf nu zit alles mee.
D
Ander kabeltje zoeken dan maar.
Slide 20 - Quizvraag
Bedenk een situatie waarin deze zin ironisch bedoeld is: "Wat zie jij er geweldig uit!"
Slide 21 - Open vraag
Bedenk een situatie waarin deze zin niet ironisch bedoeld is: "Wat zie jij er geweldig uit!"
Slide 22 - Open vraag
ANTWOORDEN
Slide 23 - Tekstslide
ANTWOORDEN
Slide 24 - Tekstslide
ANTWOORDEN
Slide 25 - Tekstslide
Nabespreking
Heb je deze les goed begrepen? Wat was nieuw / moeilijk? Wat wil je nog vragen of zeggen?
Slide 26 - Tekstslide
Begrippen uit deze les: noteer onder de sleutelwoorden in je map: