(In)Definite Article

(In)definite Article
Grammar
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

(In)definite Article
Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel(en)
Ik weet hoe ik a, an en the op de juiste manier kan toepassen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
I have ... brother.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
I have ... older sister.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
I love walking in ... nature.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Don't give up ... hope.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
... hope he had was breathtaking.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
I lived there ... half my life.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
It is only ... hour's drive.
A
a
B
an
C
the
D
geen van allen

Slide 9 - Quizvraag

Snap je dit onderdeel?
Ga verder met je weektaak (zie It's Learning)

Slide 10 - Tekstslide

A vs. AN
Heeft te maken met hoe we woorden uitspreken
a teacher
a boring
a sitcom
a house
a microphone
a university 
an orange
an idea
an English teacher
an hour
an MP-3 player
an Uber driver
/t/
/b/
/s/
/h/
/m/
/j/
/o/
/ei/
/i/
/au/
/eh/
/oe/

Slide 11 - Tekstslide

Verschil met het Nederlands

Soms gebruiken we in het Engels wel a of an, terwijl we in het Nederlands niet (per se) een gebruiken.

  • Dit komt voor bij het werkwoord be(come) in combinatie met een beroep, functie, overtuiging of status wanneer meerdere mensen dit kunnen uitoefenen.
  • I am an English teacher. 
    Ik ben leraar Engels.

  • He is a Christian.
    Hij is christen.

  • She has become a doctor.
    Zij is arts geworden.

Slide 12 - Tekstslide

Verschil met het Nederlands

Soms gebruiken we in het Engels wel a of an, terwijl we in het Nederlands niet (per se) een gebruiken.

  • Dit komt ook voor bij de woorden as en without.
  • I was very annoying as a kid.
    Ik was erg vervelend als kind.

  • She loves her job as a teacher.
    Zij houdt van haar werk als docente.

  • My father is home without a job.
    Mijn vader zit thuis zonder baan/werk.

Slide 13 - Tekstslide

Verschil met het Nederlands

Soms gebruiken we in het Engels wel a of an, terwijl we in het Nederlands niet (per se) een gebruiken.

  • Ook bij de woorden hundred en thousand.
  • I have a hundred euros for you.
    Ik heb honderd euro voor jou.

  • He has a thousand reasons to be grateful.
    Hij heeft duizend redenen om dankbaar te zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Verschil met het Nederlands

Let op de plaatsing van a of an bij de woorden half, quite en rather.
  • Deze staat dan op een andere plek!
  • It was quite a show.
    Dat was een beste show.

  • Half a million euros was spent on it.
    Er was een half miljoen aan besteed.

  • It was rather a pity it was so bad.
    Het was een behoorlijke tegenvaller dat die zo slecht was.

Slide 15 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Geen the als we over algemene dingen praten
  • Don't give up hope.
  • Life in the big city is amazing.
  • People like gossiping.
  • I love walking in nature.
  • Wel the als we over iets specifieks praten.
  • The hope he had was breathtaking.
  • I really admire the life of a nurse.
  • The people at that party didn't really enjoy it.

Slide 16 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Geen the als we over eetmomenten praten
  • Breakfast is at 8 every morning.
  • Lunch will be served at 12.
  • Dinner/supper shall be around 6.
  • Wel the als we over specifieke eetmomenten praten
  • The breakfast this morning was horrendous.
  • The lunch at that restaurant was even worse.
  • However, I did enjoy the supper we had in the evening.

Slide 17 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Geen the wanneer we over gebouwen praten, wanneer we het gebruik ervan bedoelen.
  • Janie was taken to hospital.
  • The criminal was sent to prison.
  • I go to school every day.
  • Wel the als we over specifieke gebouwen of het gebouw zelf praten
  • Jamie was taken to the hospital in Lelystad.
  • He visited his father in the prison in London.
  • I go to the school at the end of this street.

Slide 18 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Geen the wanneer we praten over seizoenen.
  • It is often hot here in summer.
  • In winter I often go to school by bus.
  • Wel the wanneer we praten over specifieke seizoenen.
  • It was very hot in the summer of '69.
  • There wasn't a lot of food during the winter of '53.

Slide 19 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Geen the bij de woorden most en half.
  • Most people don't like listening to metal music.
  • I have lived here half my life.
  • Geen the voor een periode in combinatie met een plaats.
  • Life wasn't always easy in Victorian England.
  • He loves living in modern America.

Slide 20 - Tekstslide

De ene keer wel the, de andere keer niet
In het algemeen geldt:
  • Wel the wanneer we play gebruiken in combinatie met een instrument.
  • I have played the guitar for most of my life now.
  • Mary plays the piano.
  • Wel the wanneer we praten over een beroep dat maar 1 persoon uitvoert.
  • He is the president of the United States.
  • Willem-Alexander is the king of the Netherlands.

Slide 21 - Tekstslide

Ik weet hoe ik a, an en the op de juiste manier kan toepassen in een zin.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.

Slide 22 - Poll