> Je weet de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
> Je kunt met behulp van functiewoorden de functie van een alinea benoemen
> Je leert teksten beter te begrijpen
Slide 3 - Tekstslide
Wie doet er wel eens boodschappen bij een supermarkt?
Slide 4 - Tekstslide
Elke stelling heeft een eigen functie
Slide 5 - Tekstslide
Elke stelling een functie 1
Loop je vanaf de ingang door de Jumbo dan herken je vanzelf de functie van elke stelling. De macaroni staat in een andere stelling dan de bevroren pizza's.
Slide 6 - Tekstslide
Elke stelling een functie 2
Vaak hangen er bordjes boven de stellingen. Meestal heb je ze niet nodig. Je verwacht de potten pastasaus bij de pakken macaroni.
Slide 7 - Tekstslide
Elke alinea een functie 1
In een tekst heeft elke alinea een functie. Die hangt meestal niet als tussenkopje boven die alinea. Al lezend herken je de functie aan de woorden en zinnen.
Slide 8 - Tekstslide
Elke alinea een functie 2
Je verwacht de oplossing niet in de inleiding en de oorzaken niet aan het einde van de tekst.
De macaronizakken staan ook niet naast de pizzadozen.
Slide 9 - Tekstslide
Een tekstgedeelte heeft een bepaalde functie binnen de tekst. Dit duid je aan met een functiewoord.
In hoofdstuk 5: argument, conclusie, standpunt of voorbeeld.
Andere functiewoorden zijn: aanbeveling, probleemstelling, tegenwerping, uitwerking, verklaring, weerlegging .....
In hoofdstuk 6: aanleiding, afweging, anekdote, constatering, nuancering en vraagstelling.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Lezen h5 blz. 138 / 139
1) Maak de startopdracht IN JE SCHRIFT
2) Bekijk de video-uitleg (Nieuw Nederlands ONLINE)