Het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je een bezittelijk voornaamwoord?
A
Om aan te geven dat iets van iemand is.
B
Om aan te geven dat je iets wil hebben.

Slide 2 - Quizvraag

Die fiets is van mij.
Dat is __________ fiets.

Slide 3 - Open vraag

Dit huis is van mijn opa en oma.
Dit is __________ huis.

Slide 4 - Open vraag

mijn
jouw
zijn
haar
onze/ons
jullie
hun
uw
euer/eure
dein(e)
mein(e)
Ihr(e)
ihr(e)
ihr(e)
sein(e)
unser(e)

Slide 5 - Sleepvraag

Das ist (mijn) __________ Stift(M).
A
mein
B
meine

Slide 6 - Quizvraag

Das ist (hun) __________ Insel(V).
A
ihr
B
ihre

Slide 7 - Quizvraag

Das ist (jouw) __________ Abenteuer(O).
A
dein
B
deine

Slide 8 - Quizvraag

Das sind (onze) __________ Noten(MV).
A
user
B
unsere

Slide 9 - Quizvraag

Das sind (jouw) __________ Brüder(MV).
A
dein
B
deine

Slide 10 - Quizvraag

Das ist (haar) __________ Kind (O).
A
ihr
B
ihre

Slide 11 - Quizvraag

ja/nein
"ja" - dat is wel een bezittelijk voornaamwoord
"nein" - dat is geen bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide

'Sie'
bezittelijk voornaamwoord?
A
ja
B
nein

Slide 13 - Quizvraag

ihr
bezittelijk voornaamwoord?
A
ja
B
nein

Slide 14 - Quizvraag

ich
bezittelijk voornaamwoord?
A
ja
B
nein

Slide 15 - Quizvraag

seine
bezittelijk voornaamwoord?
A
ja
B
nein

Slide 16 - Quizvraag

eure
bezittelijk voornaamwoord?
A
ja
B
nein

Slide 17 - Quizvraag