Les3 U2

Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Tu es prêt(e)?
Mettez vos affaires sur la table!
Un cahier, le livre, des stylos et votre ordinateur.


timer
2:45

Slide 2 - Tekstslide

Apprendre 1 et 2 à la page 68. HV
 1. écoute et repète.
2. écoute et écris

Slide 3 - Tekstslide

Apprendre 1 et 2 à la page 68. V
 1. écoute et repète.
2. écoute et écris

Slide 4 - Tekstslide

Apprendre 1 et 2

Slide 5 - Tekstslide

Apprendre 1 et 2
Puzzel
anagram

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

1 -10
11-16
17 -19
>
un
deux
trois
quatre
cinq
treize
dix-huit
sept
six
quatrorze
vingt
quinze
cent

Slide 9 - Sleepvraag

Le programme d'aujourd'hui
Faire / Corriger les devoirs
Répéter "avoir" ,corriger ou faire les exercices 8abc
Apprendre 1-2
Les nombres

Slide 10 - Tekstslide

Faire / Corriger les devoirs
Exercices 8a 8b 8c

Slide 11 - Tekstslide

Van

           
   
     Wat betekent "avoir"?


Vandaag maken we kennis met het werkwoord "avoir".

Slide 12 - Tekstslide

We gebruiken het werkwoord "avoir" echt heel vaak !

Wat betekenen de roodgekleurde woorden volgens jou ?


1   Chantal  a  une  belle voiture.
2   Nous  avons  10  euros.  Super !
3   Eric  et Charles   ont    un petit cousin.
4   J' ai  la  grippe ..... C'est horrible.

Het  zijn  allemaal  vormen  van  het  hele werkwoord "avoir".

Slide 13 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van avoir
Naast être (=zijn) heel belangrijk en vaak gebruikt !!!! 
Elke vervoeging begint met a....,  behalve bij ils (ont)
bij je, tu, il/elle/on  hele korte vervoegingen!  (ai, as, a)
Wordt gebruikt met leeftijd ; j'ai 12 ans.




Slide 15 - Tekstslide

Répéter Avoir.

Slide 16 - Tekstslide

Avoir en chansons....

Slide 17 - Tekstslide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 18 - Sleepvraag

Hoe vertaal je "zij hebben" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vertaal je "men heeft" in het Frans ?
timer
1:00
A
ils ont
B
nous avons
C
j'ai
D
on a

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 21 - Quizvraag

à vous....
Bekijk la page 53 goed.
Scan de
Luister goed.
Maken exerices 8a, 8b en 8c.

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent "avoir"?

Slide 23 - Open vraag

Wat weet je nog meer over "avoir"?

Slide 24 - Woordweb

Maak één of meer zinnen waarin je het werkwoord avoir gebruikt......

Slide 25 - Woordweb

Hoe onthoud JIJ dat avoir hebben is en hoe de vervoegingen gaan? Heb je een ezelsbruggetje?

Slide 26 - Open vraag

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 27 - Sleepvraag

Lees goed de instructie en vul in....
Vul de juiste vorm in van être.
Maak zinnen met behulp van être.
Gebruik het werkwoord "avoir".
Lukt het je ook om het juiste lidwoord te gebruiken?

Slide 28 - Tekstslide

à faire.....
faire,
corriger ou finir les exercices 8abc (2.3)

Slide 29 - Tekstslide

être / avoir

Slide 30 - Tekstslide

être / avoir

Slide 31 - Tekstslide

être / avoir

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

trek een lijn van het getal naar het Franse woord.
Hoe schrijf je het getal in het Frans?

Slide 35 - Tekstslide

C'est la fin
Au revoir!
Salut!   A plus!  A+  Ciao!
Bonne journée!! 

Slide 36 - Tekstslide