Grondwet van 1848 en de Politieke stromingen

Grondwet van 1848 en de Politieke stromingen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grondwet van 1848 en de Politieke stromingen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer?
1815 ?
1830?
1840?

Slide 2 - Tekstslide

Les Doelen
  • Nederland werd een parlementaire democratie in 1848
  • Met de grondwet van 1848 kreeg het volk klassieke grondrechten
  • Met de grondwet van 1848 werden de drie machten gescheiden 
  • Ook de Eerste en Tweede kamer kregen rechten met de grondwet van 1848
  • Er zijn drie verschillende stromingen: Liberalisme, Socialisme, Confessionalisme 

Slide 3 - Tekstslide

Revolutiejaar 
1848







  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 4 - Tekstslide


Nieuwe Grondwet
1848

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook voor de daden van de koning)

Slide 6 - Tekstslide

Gevolgen 
  • Parlementaire democratie (=parlement heeft het laatste woord)

  • Constitutionele monarchie (=koning moet zich aan de grondwet houden)

  • Verandering van het parlementaire stelsel ("Hoe wordt het parlement gekozen?", "Wie heeft welke macht?")

Slide 7 - Tekstslide

Examenvraag
In 1844 diende minister Thorbecke een voorstel in om de grondwet te wijzigen. Koning Willem II wees dit voorstel af. Een paar jaar later veranderde de koning van mening en gaf hij alsnog de opdracht om de grondwet te wijzigen.

 Geef een reden waarom koning Willem II een paar jaar later alsnog de opdracht gaf om de grondwet te wijzigen.

Slide 8 - Tekstslide

Trias Politica
(Driemachtenleer)











Slide 9 - Tekstslide

Klassieke grondrechten
  • Vrijheid van onderwijs
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van drukpers
  • Vrijheid van vereniging
  • Censuskiesrecht

Slide 10 - Tekstslide

Rechten van Tweede kamer
  • Initiatiefrecht
Tweede Kamerleden mogen zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer heeft dit recht niet.

  • Recht van amendement
Tweede Kamerleden hebben het recht om wetsvoorstellen aan te passen. De Eerste Kamer heeft dit recht niet.

Slide 11 - Tekstslide

Rechten van Eerste en Tweede kamer
Budgetrecht
De Eerste en Tweede Kamer hebben het recht om de inkomsten en uitgaven van het Rijk te beoordelen en daarna te verwerpen of goed te keuren.
Enquêterecht
Het parlement kan, buiten het kabinet om, een parlementair onderzoek instellen naar een bepaalde kwestie. De zwaarste onderzoeksvorm is de parlementaire enquête. De Tweede Kamer verhoort dan getuigen onder ede.
Vragenrecht/ recht van interpellatie 
Alle Kamerleden mogen een minister of staatssecretaris ter verantwoording roepen en (mondeling of schriftelijk) vragen stellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens het wekelijkse vragenuurtje op dinsdagmiddag.
Recht om moties in te dienen
De Kamer mag een motie indienen. Dit betekent een uitspraak doen over een bepaald onderwerp. Het kabinet is niet verplicht een motie uit te voeren. Dit geldt niet voor een motie van wantrouwen. Hiermee zegt de Kamer het vertrouwen in een bewindspersoon (een minister of staatssecretaris) op. Die kan dan niets anders doen dan aftreden.

Slide 12 - Tekstslide


Hoe zag het bestuur 
van Nederland er 
vanaf 1848* uit?










*de meeste onderdelen zijn vandaag nog steeds geldig


Slide 13 - Tekstslide

Benoemt
Kiest
Verantwoording

Slide 14 - Tekstslide

Politieke Stromingen
Liberalen
Socialisten
Confessionelen

Slide 15 - Tekstslide

Liberalen
  • Rijke burgers, eerste politici
  • Thorbecke
  • Politieke partij: Liberale Unie.
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.

Slide 16 - Tekstslide

Socialisten
  • SDAP
  • Pieter Jelles Troelstra
  • Opkomen voor fabrieksarbeiders.
  • Gelijkheid

Slide 17 - Tekstslide

Confessionelen
  • Twee stromingen: Katholieken en protestanten.
  • Beleid moet zijn volgens christelijke leer.
  • Beiden willen dat overheid ook bijzondere scholen (christelijke scholen) betaald.
  • Beiden zijn tegen socialisten en revolutie.

Slide 18 - Tekstslide

Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 19 - Tekstslide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen zelfde rechten als protestanten.

Slide 20 - Tekstslide

Thorbecke was al vóór 1848 lid van de Tweede Kamer. Hij had verschillende ideeën. Zo wilde hij de grondwet wijzigen, waardoor rijke burgers meer invloed kregen op het bestuur van het land. Ook wilde hij dat er meer spoorlijnen kwamen om de infrastructuur te verbeteren. Welke begrippen passen bij de ideeën van Thorbecke?
A
liberalisme + pacificatie
B
C socialisme + industrialisatie
C
socialisme + pacificatie
D
liberalisme + industrialisatie

Slide 21 - Quizvraag

Les Doelen?
  • Nederland werd in 1815 een Constitutionele monarchie, in 1848 werd het een democratie met een parlement. Hoe noemen we dat?
  • Noem twee klassieke grondrechten
  • Welke drie machten zijn er binnen de trias politica?
  • Noem alle drie de stromingen

Slide 22 - Tekstslide